Toegankelijkheid van materiaal en mogelijkheden tot onderzoek naar de Nederlandse houding t.a.v. het streven naar Europese eenheid 1940-1950 De volgende bijdrage heeft gediend als inleiding tijdens een van 29 september tot 1 oktober 1977 gehouden symposium aan het European University Institute te Flo rence. De bedoeling was na te gaan welke onderzoeksmogelijkheden er voor historici bestonden op het vlak van de geschiedenis van het westeuropese eenheidsstreven in de jaren veertig: archivalisch en thematisch. Ook Italiaanse, Duitse, Franse, Belgi sche en Engelse historici verschaften hierover informatie. De deelnemers aan het symposium kwamen tot de conclusie dat het archiefbeleid in Nederland en Engeland voor wetenschappelijk onderzoek het gunstigst en in Frankrijk het ongunstigst was op het genoemd terrein. In Nederland geldt de archiefwet van 1962, welke onder meer bepaalt dat overheids archieven ouder dan 50 jaar naar een archiefbewaarplaats moeten zijn overgebracht en daardoor openbaar en toegankelijk. Door de Archiefraad is in 1974 een rapport aan de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk aangeboden, waarin werd aangedrongen op een verkorting van de overbrengingstermijn van ar chiefbescheiden. De Archiefraad is van mening dat overbrenging plaats kan heb ben, wanneer de administratie deze bescheiden niet meer veelvuldig behoeft te raad plegen. De uiterste termijn waarbinnen de stukken moeten zijn overgebracht, zou volgens dit advies op 25 jaar gesteld moeten worden. Deze aanbeveling van 1974 is momenteel nog in behandeling en een standpuntbepaling van de betreffende Minis ter schijnt tijd te vergen, hetgeen erop wijst dat er hier en daar reserves bestaan. Het is bekend dat een aantal ministeries niet veel voelt voor vervroegde overbrenging van hun bescheiden naar het Algemeen Rijksarchief in Den Haag. De motieven zijn verschillend. Men geeft op dat het ontbreekt aan personeel en financiële middelen om de archieven te "schonen", d.w.z. de daarvoor in aanmerking komende beschei den volgens de in de archiefwet vastgestelde regels te vernietigen. Datzelfde manco wordt genoemd in verband met de achterstand in de inventarisatiewerkzaamheden, nodig voor de overbrenging en toegankelijkmaking. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken voelt niet voor vervroegde overbrenging naar het Algemeen Rijksarchief van wege frequente ambtelijke raadpleging. Het Ministerie van Justitie heeft uiteraard specifieke bezwaren. Het Ministerie van Defensie wenst geen bescheiden met perso neelsgegevens of archieven van dienstonderdelen waarmee het landsbelang gemoeid is over te brengen. Economische Zaken neemt datzelfde standpunt in met betrekking tot stukken die algemene besluitvorming en methodiek voor de statistiek betreffen: [68] frequente raadpleging is hiervoor het motief. Daarbij tekent men aan dat bescheiden met persoonsgegevens en over kredietkwesties van bedrijven evenals gerubriceerde stukken voorlopig van overbrenging uitgesloten moeten blijven. Is de situatie dan zo ongunstig dat in Nederland geen onderzoek verricht kan worden in overheidsarchieven over de regeringspolitiek inzake de europese samenwerking na 1945? De praktijk ziet er gelukkig beter uit. Uit een enquête die de Archiefraad liet houden onder 83 hoogleraren in de nieuwste geschiedenis en parlementaire geschie denis, sociologie, politicologie en staats- en bestuurs-recht kwamen tenminste drie jaar geleden géén pertinent negatieve ervaringen naar voren. De Ministeries blijken in de meeste gevallen toestemming tot raadpleging te geven, ook al zijn de bescheiden jonger dan 50 jaar en nog niet overgebracht. (Verwachte uitzonderingen als recente politie-archieven, BVD-stukken en gevoelig liggende dekolonisatie-vraagstukken en oost-europese zaken daargelaten. Zoiets betekent natuurlijk wel dat we minder goed kunnen nagaan hoe de Binnenlandse Veiligheidsdienst de vergaderingen van sympa thisanten met een Europese Eenheid in de gaten hield). In feite en in laatste instantie is de onderzoeker afhankelijk van de toestemming die de archiefbeheerder moet geven. De medewerking van de Ministeries is groter wan neer het een overheidsopdracht geldt en ze is naar de indruk van enkele hoogleraren s~ms mede afhankelijk van de benadering of persoonlijke bekendheid van de onder zoeker met beleidsambtenaren. Vcor het raadplegen van de notulen van de Ministerraad is in 1973 een aparte rege ling getroffen (zie de Nederlandse Staatscourant van 12 maart 1973, nr. 50). Notulen jonger dan 20 jaar staan slechts ter beschikking van hen die in opdracht van de rege ring onderzoek verrichten. Notulen van ouder datum dan 20 jaar maar jonger dan 50 jaar kunnen voor wetenschappelijk onderzoek van een bepaald onderwerp be schikbaar worden gesteld, zulks ter beoordeling van de secretaris van de Minister raad en de Algemeen Rijksarchivaris, optredend als archiefbeheerders. De verschillende Ministeries missen een uniforme toelatingsregeling. Op 1 septem ber 1977 is een aanbeveling in die richting gedaan door een werkgroep die aan de Staatssecretaris voor Onderwijs en Wetenschappen moest rapporteren over Taken en Taakbeëindiging van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie in Amsterdam. (De Minister is voornemens dit rapport binnenkort te publiceren). Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat in Nederland met betrekking tot economi sche zaken en handelspolitiek ook de onderhandelingen met het buitenland voert, heeft sinds begin 1969 zijn archieven voor wetenschappelijk onderzoek opengesteld voorzover de stukken tenminste 30 jaar oud zijn (<e de Nederlandse Staatscourant van 14 januari 1969, nr. 9). Een en ander had tot gevolg dat de Documenten betref fende de Buitenlandse Politiek van Nederland 1919-1945 gepubliceerd worden door A. E. Kersten en A. F. Manning in de reeks Rijks Geschiedkundige Publicatiën (Den Haag I, 1976; II, 1977). Wie de europese politiek van Nederland systematisch wil bestuderen, moet vóór 1945 beginnen aangezien de ervaringen van de uitgeweken Nederlandse regering in Lon den van beslissende betekenis zijn geweest voor het Nederlandse standpunt. In de leeszaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag kan de onder- [69]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 40