jfj MAATBOEK der LANDEEIJEN gelegen in de JURISDICTIE Opgemeten aoor mjj LANDMETER met Je meting" begonnen Voorkomende Rjfuu™. Zoort van Landen l'ajj Bojch Wei of Bouw lauden ena. Eigenaar. Morgkna *o.d^? J 3 283 2 3 4 22 2 J78 4 3 235 5 3 444± 3 543 è/ofaejf 20 5031 Fig. 3 van een Officier-Ingenieur of Landmeter-Verificateur, die aan het werk van 8 tot 10 landmeters leiding geeft. Op de vruchtbare gronden met regelmatig gevormde percelen en van grote waarde maakt men de kaart overeenkomstig de indeling (in de Franse tekst staat: selon la nature). Als het plan gereed is, krijgt ieder perceel een nummer, de landmeter berekent de grootte, de verificateur onderzoekt het plan en bekrachtigt het. De commissaris van het arrondissement roept de eigenaren bijeen om hem op het terrein hun eigendommen aan te wijzen. De landmeter vergezelt hem daarbij en de commissaris maakt een aanwijzende tafel op van alle eigendommen, overeenkomstig het plan. Ook deze tafel moet bekrachtigd worden. Daarna zendt [36] hij alle stukken aan de Hoofdcommissie, waar zij opnieuw werden nagezien. De schaal van de kaart bedraagt 10 roeden op de halve duim. Op het tekenbureau van de commisie wordt het plan op de halve schaal overgebracht. Op de zandgronden, onregelmatig van vorm en van minder waarde, geschiedt de meting perceel voor perceel. Men wijst de landmeter de omtrek aan van het district waarvan hem de meting is toevertrouwd met de opdracht ieder perceel op te meten, de vorm daarvan te schetsen, noordgericht, en de grootte te berekenen. Dan handelt men verder weer als boven. Het kwam mij vreemd voor dat voor de gronden van hoge waarde de grootte op de kaart werd berekend en voor de zandgronden uit de meetgetallen. Naar mijn mening kunnen daarvoor twee redenen zijn. De vruchtbare gronden waren toen de kleigronden veelal gelegen in polders, en de polderbesturen beschikten al over kaarten met de perceelsindeling. Een groot stuk van het werk viel daardoor weg. Op de zandgronden beschikte men niet over perceelskaarten en de percelen vormden geen grote aaneengesloten blokken. Zou men daarvoor kaarten moeten gaan maken dan moest er meer opgemeten worden dan strikt nodig was. De meting op de zandgronden vindt men in de Maatboeken, waarvan een model is opgenomen (fig. 3). Dit geeft ons tevens een inzicht in de voorgeschreven wijze van opmeten in onze ogen primitief voor een belastingkadaster mogelijk voldoen de. Maar elke controle op de meting ontbreekt (er is geen maat te veel) en dat is tach wel een kwalijke zaak. Ik heb voor plaatsen in Noord-Brabant tientallen per celen uit de maatboeken bekeken. Vrijwel overal vond de meting óp het perceel plaats, men volgde getrouw het voorbeeld, indachtig de afgelegde eed. Tot welke staaltjes van "landmeetkunst" dat kan leiden, laat ons de meting van een perceel bos onder Princenhage zien (fig. 4). Het perceel is ongeveer 5,5 ha groot en is verdeeld in 15 driehoeken. In iedere driehoek is de basis en de hoogte gemeten maar meer ook niet, zodat een kaartering niet mogelijk is. Het lijkt me overigens een huzaren stukje een dergelijke meting in een bos te volbrengen. De landmeter Zillesen, die in Gilze moest meten, deed het beter. Bij het opmeten van uitgeveende percelen ge bruikte hij zijn hoekmeetinstrument, zoals fig. 5 laat zien; de maten heb ik op de huidige manier ingeschreven. De taak van de verificateur bestond uit toezicht houden en een wekelijks rapport sturen aan de Hoofdcommissie omtrent de voortgang der werkzaamheden. De con trole op het afgeleverde werk geschiedde op de bekende manier: nl. door het meten van enige lijnen op de kaart, waarbij de snijding met de perceelsgrenzen wordt aan getekend en het vergelijken daarvan met een zelfde lijn op het terrein gemeten. De daarbij optredende verschillen geven dan een indruk van de nauwkeurigheid waar mede de meting en de kaartering is geschied. In de Verzameling Van Breugel trof ik enige verificatierapporten aan, voorgedrukte staten waarop de gevonden verschil len konden worden genoteerd. In het beneden-vak werden de verschillen genoteerd die gevonden waren in de grootte der percelen. Toegevoegd is een schets van de ligging van de verificatielijnen. In Stiens waren een aantal elkaar snijdende lijnen nagemeten. De meetgetallen zijn in zwarte kleur, de op de kaart bepaalde maten in rode kleur aangegeven en evenzo bij de hoeken waaronder de lijnen elkaar snijden. Daar de [37]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 24