Art. 27. Blijken de kaarten in orde te zijn dan worden ze gereduceerd op de schaal in art. 25 bedoeld. Art. 28. Ter besparing van kosten moeten de openbare lichamen hun kaarten ter beschikking stellen van het Land. Art. 29. De kohieren zullen op een en dezelfde manier worden vervaardigd. Ze bevatten het nummer van het perceel en de naam van de eigenaar. Art. 30. De opmeting moet gereed zijn binnen de tijd tot de eerste vernieuwing der kohieren bepaald, dus vóór 1815. Art. 31. Een ieder is verplicht alle inlichtingen te verschaffen en zonodig op het terrein aanwijzing te doen. Op 9 augustus 1806 had de minister reeds twee instructies doen uitgaan, een voor de landmeters en een voor de officieren van de Genie en de gekwalificeerde landmeters die belast waren met de opmeting. Beide instructies waren opgenomen onder het hoofd: "mindere (sic) beambten en commissieën". Aan de eerste instructie ontleen ik het volgende. 1. De Landmeters, dewelke door of van wege den Minister der Financiën zullen worden gequalificeerd tot het doen van eenige opmetingen voor den Lande, zullen zich zonder uitstel begeven ter plaatse alwaar hun zal worden geor donneerd eenige afmetinge te doen. 2. Zij zullen in het doen dezer afmetingen alle getrouwheid, onzijdigheid en naauwkeurigheid in acht nemen, geene Giften of Gaven, boven het Salaris aan hun van wege den Lande toegelegd, van wie het ook zij, mogen aannemen. 3 4. Zij zullen stiptelijk naarkomen en achtervolgen de wijze van Landmetingen, dewelke hun zal worden voorgeschreven, en zulks niet alleen der Metingen zelve, als ten aanzien van de grootte der Landen en der Mate, zonder daarvan te mogen afgaan in eenigerhande maniere. 5. Zij zullen gedurende den tijd, dat zij in 's Lands dienst gesteld zijn, geene Afmeetingen, het zij voor Corpora, het zij voor particuliere Personen doen, noch aannemen te doen, zonder speciale Authorisatie van of van wegen den Minister van Financiën. Daarna volgt het eedsformulier, dat als volgt luidt Ik belove en zwere, dat ik in de afmeting en begrooting der Landerijen in de Plaatsen, alwaar ik door of van wegen den Minister der Finantiën van Zijne Majesteit den Koning van Holland zal gezonden worden, alle getrouwheid, onzijdigheid en naauwkeurigheid zal in acht nemen, en dat ik in allen deelen den inhoud en de pointen van mijne Instructie zal naarkomen. Het eedsformulier komt overeen met dat voor de meting in de Meijerij (zie noot 5 van mijn artikel in Nederland Geodetisch Tijdschrift, jaargang 1976, blz. 64). Aan de tweede instructie ontleen ik 1. Zij zullen hebben te zorgen, dat zij lieden voorzien zijn van bekwame Instru- [32] menten, ten genoegen van den Luitenant Kolonel Ingenieur G. J. Ie Fèvre de Montigny, gequalificeerd door den Minister der Finantiën tot het directie- voeren over de generale Opneming, 2. Te zorgen, dat hunne Kettingen, bestaande uit vijf Rhijnlandsche decimaal Roeden, wanneer die door het gebruik of anderzins mogten zijn uitgerekt, bij de Instrumentmakers Onder de Wijngaard, te Delft, of Kleman te Amster dam, worden gerecifiëerd en in volkomen orde gebragt, alzoo aan voor noemde Instrumentmakers de opregte Rhijnlandsche Maat van wegen den Lande is ter hand gesteld, alwaar ook bij gebrek, accurate nieuwe Instrumen ten te bekomen zijn. 3. De algemeene Schaal, welke ten allen tijde tot het opnemen der bijzondere Carteringen zal moeten gebezigd worden, is die van tien Rhijnlandsche Roe den op den halven Rhijnlandschen Duim (dat is dus 1 2880). 4 5 6. De betaling der Opmeting zal Morgensgewijze geschieden, zoo als ten aanzien van derzelver reguliere en irreguliere strekking door den Minister van Fi nantiën naar billijkheid zal worden getauxeerd: zoodanig dat die genen, welke behoorlijke activiteit betoonen. niet minder dan 5:0:0 daags8 zullen kunnen goed maken, en voorts diegenen, welke verkiezen langer dan de ordinaire dagen werkzaam te zijn. naar proportie meer. 7 Het verdient opmerking dat de laatste instructie mede ten doel heeft uniformiteit te bewerken. Eén maat, de Rhijnlandsche Roede, en decimaal verdeeld, controle op de ketting en andere instrumenten, het kaarteren op één uniforme schaal. Helaas ont breekt uniformiteit in de afmeting van de kaarten. Naar mijn oordeel moeten er nog meer instructies9 zijn geweest, maar omdat het archief van de Hoofdcommissie spoorloos verdwenen is, kan ik daar weinig over mededelen. In de Verzameling van Adan10 trof ik twee modellen van kaarten aan en een model van een Maatboek. Zij zullen behoord hebben aan Johannes Baptiste Adan (1760-1841) die landmeter-verificateur voor de opmetingen der verponding was. Tussen twee haakjes: de officieren waren natuurlijk mgem'eur-verificateur. We moeten ons gelukkig prijzen, dat de familie Adan zo zorgvuldig de kaarten e.d. van haar voorvaderen heeft bewaard, want bij navrage bij de andere rijksarchieven bleken deze modellen (figuren 1, 2 en 3) daar onbekend. 8 Als we aannemen dat de landmeters, rekening houdende met slecht winterweer, 275 velddagen maakten, bedroeg hun salaris ca. 1400,— per jaar. Vergeleken met de bode, die 800,per jaar toucheerde, niet zo'n beste betaling. Bovendien werden er uur: lange meetdagen gemaakt, soms wel van 13 Dit valt o.m. af te leiden uit het titelblad van een register bestemd voor hermetingen in de Meijerij (Nuenen-Gerwen), vermeldende "In het geval van art. 2 en 3 der In structie enz.". Deze instructie is niet terug gevonden. Zie "Inventaris van een verzameling kaarten afkomstig van de landmetersfamilie Adan door P. Th. van Herpen en drs. Elis. H. Korvezee". Uitgave van het Rijksarchief te 's-Hertogenbosch, 1962. [33]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 22