Het 'Hollandse kadaster'*
de archieven van instellingen, of delen daarvan, en van personen waarbij het
kaartgebruik en de kaartproduktie centraal stonden, dienen te worden beschreven
geordend en beheerd door de kaartbeheerder; vanwege de aard en problema
tiek van het archief, materieel en immaterieel.
F. E. Ch. Hoste en K. Zandvliet
(kaartenafdeling Alg. Rijksarchief)
SUMMARY
Description and classification of maps in archives
Different viewpoints have developed over the years concerning the system of des
cribing and classifying maps, fulfilling the various needs of both libraries and
museums. From these backgrounds mainly cultural-historic or technical-scientific
descriptions came and cartographic classifications were devised.
The archival maps however need to be described and classified structurally while
being part of an organic institution. We sugges therefore that a classification for
each collection will be made in which the description of each map is tied to its
corresponding records. The classification must de modelled according to the struc
ture of the particular institution, for example the map archives of the Department
of Miltary Affairs might be devised according to the system of fortresses, defense-
lines etc.
To enable both structural and cartographical research, we advise o complementary
inventory and catalogue system. The inventory could be presented in bookform
together with a card catalogue. The description of the maps may be made in co
operation fith the "C.C.K.", a computerized catalogue system, bringing the in
formation to one central place, accessible for scholars all over the world.
[24]
Vóór het huidige, van oorsprong Franse kadaster, is er tussen 1795 en 1811 in ons
land een poging ondernomen om ten behoeve van de grondbelasting (verponding)
een kadaster samen te stellen.
Over dat kadaster is naar mijn weten weinig gepubliceerd, waarschijnlijk omdat het
nooit in werking is getreden. In het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde,
jaargang 1891 blz. 3 e.v. staat de rede afgedrukt die de toenmalige voorzitter van de
Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde heeft gehouden op de algemene ver
gadering van die vereniging. De titel luidt "Het kadaster tijdens de Bataafsche Re
publiek en het Koninklijk der Nederlanden". Dit artikel, negen bladzijden beslaande,
is wel de uitvoerigste publikatie die tot nu toe in ons land over dat kadaster is
verschenen1.
In "Het Kadaster en de Boekhouding op de Hypotheken" door M. de Vos (1902)
wordt in de inleiding van dat boek naar die rede verwezen en gedeelten daarvan
overgenomen. A. Soutendijk vermeldt in zijn "De Hypothecaire en Kadastrale Boek
houding" (1881) niets over dat kadaster evenmin als in zijn "De Kweekeling bij het
Kadaster" (1855), overigens een merkwaardig en soms amusant boekwerk. In "Het
kadaster, de hypothecaire boekhouding en de scheepsbewijzen" (1937) van C. J.
Kluvers worden er slechts enige regels aan gewijd. Al met al niet veel en daarom
hoop ik in het navolgende die leemte wat op te vullen.
Toen in 1795 de Bataafsche Republiek tot stand kwam, bleek het alras nodig orde
op zaken te stellen ten aanzien van de inkomsten van die nieuwe staat. De uitgaven
liepen steeds meer op en namen een dergelijke omvang aan, dat i van de inkomsten
nodig waren voor de betaling van de rente van gesloten geldleningen.
Tot dan toe hadden de verschillende provincies onafhankelijk van elkaar allerlei
soorten belastingen vastgesteld en het werd noodzakelijk daarin meer eenheid te
brengen. Ik mag bij de lezer als bekend veronderstellen, dat er onder de Patriotten
Dit artikel, dat een historische inleiding vormt bij het erop volgende, werd door be
middeling van dr. L. P. L. Pirenne met vriendelijke toestemming van de redactie en de
auteur overgenomen uit het Nederlands Geodetisch Tijdschrift, uitgave van de Neder
landse Vereniging voor Geodesie, 7e jaargang no. 2, februari 1977.
1 In dat artikel staan bijna letterlijke vertalingen uit een vrijwel onbekend werk, nl.
"Esquisse historique et élémentaire sur la contribution foncière et le cadastre". De
schrijver is R. van Breugel, zoon van Caspar van Breugel. De laatste zullen we in de
loop van dit artikel meermalen vermelden. Het boekje is uitgegeven te Brussel in 1828
en opgenomen in de Koninklijke Bibliotheek onder nr. 938 A 24.
[25]