gelijkheid het afschrijven van de tekst op nieuw materiaal zodat het behoud hiervan weer voor geruime tijd verzekerd was. Weinig besef had men van conserverende methoden en technieken terwijl men de stukken slechts trachtte te beschermen tegen duidelijk geweld van buiten af: diefstal, plundering, brand en de daarmee samen hangende totale vernietiging. Het inbinden van stukken in een stevige band, het bewaren in een zware houten of ijzeren kist, die geplaatst werd in een veilig geacht vertrek torenkamer dit achtte men de meest effectieve maatregelen om het behoud van de stukken te ver zekeren. Behalve het inbinden tussen houten platten, zou men het ingieten van waszegels in gedraaide houten doosjes als een uiting kunnen zien om dit fragiele bewijs van echtheid van een stuk materieel beter te verzorgen en een langer onge schonden bestaan te garanderen. De opkomst van deze methoden van zegelbescher- ming gaat echter wellicht niet verder terug dan de 17e eeuw. Als voorgangster van deze methode van zegelbescherming zou misschien het m.e. gebruik om waszegels van een zijden zakje of ander weefsel of zeemleer te voorzien beschouwd kun nen worden. Op deze wijze bleven verschillende specimina van m.e. weefsels be waard, die echter zelden of nooit als zodanig onderzocht werden. Van enige zorg voor de materiële toestand van overblijfselen uit het verleden kan eerst sprake zijn als men waardering krijgt voor voorwerpen van kunst en nijverheid uit vroegere tijden, met name als er belangstelling komt voor antiquiteiten. Het is duidelijk, dat de Renaissance hierbij de gangmaker is geweest, maar 't zijn vooral de vondsten bij opgravingen en onderzoekingen (b.v. Pompeii) in de 18e eeuw, die de antiquiteitenliefhebbers voor het eerst op grotere schaal met het probleem van conservering en restauratie confronteerden. Het ligt voor de hand, dat in feite de belangstelling voor de materiële toestand van archivalia van nog recentere datum is. Ik wees er reeds op, hoe tot voor enkele generaties terug deze nauwelijks bestond en dat een mensenleeftijd geleden het her binden van een uiteengevallen register waarbij dan vaak nauwelijks of geen aan dacht aan de oude bindwijze werd besteed maar een moderne band werd toegepast en het doubleren van gescheurd of uiteenvallend papier met Japans papier als het toppunt van restauratietechniek werd beschouwd. t Zijn wellicht de grote verwoestingen geweest in sommige archiefdepots aangericht tijdens de tweede wereldoorlog vooral in het buitenland, die de noodzaak van con servering en restaurering van archivalia tot een algemeen erkend probleem hebben gemaakt. Ik geloof niet, dat men in Nederland problemen heeft gehad met dergelijke door oorlogsgeweld beschadigde archieven. Ik kan niet aan de indruk ontkomen, dat men hetgeen ernstig beschadigd was, maar met het puin heeft opgeruimd of naar de papiermolen heeft verwezen. In feite is het oud-collega Van Buijtenen in het begin van de 60er jaren geweest, die in Nederland t.a.v. een in verhouding kwantita tief klein maar kwalitatief belangrijk bestand van onze archieven n.l. de charters, een omwenteling in de zorg voor de materiële toestand heeft gebracht. In de meeste archieven immers die over grotere of kleinere chartercollecties beschikken werden deze tot een tiental jaren geleden praktisch steeds opgevouwen in papieren envelop pen bewaard, welke op hun kant gezet in dozen werden geplaatst of liever gezegd [464] geperst: dan namen ze weinig plaatsruimte in en bleven mooi rechtop staan. In uitgestreken vorm in platte houten laden of op kartons zoals b.v. in Gelderland gold voor bijzonder modern. Deze uitgestreken bewaring was vermoedelijk echter meer ingegeven door overwegingen van de gemakkelijke raadpleegbaarheid dan van betere conservering. Groeiend besef voor de materiële zorg Toch was het besef voor de verantwoordelijkheid voor de materiële toestand van de archivalia en de plicht die men in deze tegenover het nageslacht had t.a.v. de goede bewaring en instandhouding van het belangrijkste historisch bronnenmateriaal bij voorgaande generaties archivarissen steeds groeiende. Sprak men tot de akties van collega Van Buijtenen steeds over de "boekbinderij", in het organisatie-rapport van de afdeling O. en E. van het Min. van C.R.M. uit het jaar 1972 was het "restau ratie-atelier" reeds een min of meer erkend begrip geworden, waarvan men echter de betekenis toch nog te laag waardeerde, waaruit een m.i. minder juiste plaats in het organisatieschema voortvloeit. In de toekomst dient de verantwoordelijkheid voor een goede materiële toestand van de onder het beheer van de archivaris gestelde archivalia meer benadrukt te worden aangezien hij op dit punt een grote verant woordelijkheid tegenover het nageslacht draagt. Deze zorg kan niet ruim genoeg gezien worden. Het tot nu gebruikt begrip "restauratie" is in feite te beperkt. Ik kom hierop terug. Wij kunnen de zorg voor de materiële toestand in drie fasen onderscheiden: a. het scheppen van voorwaarden en het treffen van maatregelen om de materiële toestand zo optimaal mogelijk te houden. b. het aktief uitvoeren van conserverende maatregelen om de achteruitgang van de materiële toestand tegen te gaan. c. het uitvoeren van restauratie-werkzaamheden aan hoe dan ook beschadigde stukken. Het eerste beginsel van de materiële zorg is een goede bewaring. Nu er hoe langer hoe meer nieuwe archiefbewaarplaatsen worden gebouwd worden de archiefdepots steeds beter aangepast aan de eisen, die aan de bewaring van perkament en papier de voornaamste grondstoffen waaruit onze informatiedragers zijn vervaardigd worden gesteld. Temperatuur en vochtigheid kunnen binnen de marges gehouden worden, die voorgeschreven zijn. Te felle belichting van zon- of kunstlicht kan voor komen worden. De vraag is echter of er voldoende aandacht wordt besteed bij de verschillende luchtverversings- en ventilatiesystemen aan de mogelijke luchtvervuiling in de depots. Hiertegen kan het verpakkingsmateriaal nog bescherming bieden, waarover aanstonds meer. Verder dient er in de toekomst rekening mee gehouden te worden, dat informatie dragers uit andere materialen vervaardigd ook andere eisen t.a.v. temperatuur, vochtigheid e.d. stellen. De termijnen gedurende welke de informatie op dergelijke [465]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 57