voor de keuze te staan welk systeem men wil gaan toepassen: rolfilm, jacket of microfiche. Slot heeft reeds de obstakels geschilderd dit ons archivarissen wachten in micrografieland: men werkt daar met standaardformaten waarop camera's en leesapparatuur zijn ingesteld; onze archivalia daarentegen komen in alle mogelijke niet-gestandaardiseerde formaten voor. De kwaliteitsnormen die men gebruikt gaan uit van getypte teksten; onze archivalia daarentegen zijn handgeschreven. Keuze van camera, leesapparatuur en systeem van verfilming hangen zeer nauw samen. Het materiaal dat wij moeten microfilmen is zeer verschillend qua formaat en kwaliteit. Men komt voor een schier onoplosbaar probleem te staan. Welke keuze U ook gaat maken: het zal een compromis moeten zijn. Een extra-complicatie vormt nog de technische ontwikkeling. Ieder jaar komen er nieuwe apparaten op de markt, die bepaalde extra's hebben of volgens een geheel nieuw systeem zijn ontworpen. Men zal zich of zelf in alle technische details moeten verdiepen of zich moeten laten adviseren door een deskundige. En dan niet alleen door een deskundige gelieerd met een firma die camera's of leesapparatuur produ ceert of verkoopt. Neen een werkelijk onafhankelijk deskundige, bijvoorbeeld de fotograaf van de archiefdienst. Naast de adviezen van vertegenwoordigers van firma's die microfilmapparatuur op de markt brengen, en de adviezen van collega's die reeds ervaring op dit gebied bezitten zal hij U bij het bepalen voor de juiste keuze kunnen helpen. Ik ben een voorstander van het gebruik van microfiche. En dan geen microfiche die ontstaat door het maken van een kopie van een jacket waarin een verknipte rolfilm zit. Gezien ons materiaal dat zo verschillend van formaat is werkt de microficheca mera zeer economisch, terwijl de kwaliteit goed is. Men dient echter bij het vaststel len van de te gebruiken verkleiningsfactoren terdege rekening te houden met de op de markt zijnde (komende) lees- en printapparatuur. Een nadeel is dat men met ver schillende leesapparaten of een leesapparaat met twee lezers op de studiezaal moet werken. Voor de bezoeker vind ik tenslotte een microfiche veel handiger en prac- tischer dan rolfilm. Als men dan al wikkend en wegend tenslotte tot een voorlopige beslissing is gekomen over het te kiezen systeem, is het verstandig, voor tot definitieve aankoop of het geven van de opdracht wordt overgegaan, middels een proefproject het gehele pro ces vanaf de opname tot het gebruik op de studiezaal te testen. Trek hiervoor vol doende tijd en geld uit. Dit betaalt zich ruimschoots terug. De industrie belooft U gouden bergen, maar in de praktijk liggen er door ons archiefmateriaal overal voet angels en klemmen. Een enkel proefprintje is niet voldoende om zekerheid te krijgen; men moet minstens van iedere te verfilmen serie een reeks opnamen maken en geheel verwerken tot en met een print via de reader-printer. Laat Uw bezoekers ook mee spreken: zij zijn tenslotte gedoemd in den vervolge met de apparatuur te werken. Stel de aanschaf van het soort readers en reader-printers af zowel op de eisen die het archiefmateriaal stelt als op de eisen van Uw bezoekers. Een punt dat nog geme moreerd moet worden is dat ieder archief andere verkleiningsfactoren toepast. Voor bezoekers die kopieën van de microfilm of microfiche op verschillende ar chieven bestellen geeft dit problemen bij het lezen. Ook bij onderlinge uitwisseling [456] tussen archieven van kopiefilms of microfiches zal dit onhandig zijn, daar door de verschillende verkleiningsfactoren niet steeds dezelfde leesapparatuur gebruikt kan worden. Bij het opzetten van een microfilmproject is een belangrijke vraag: gaat men intern binnen de eigen dienst -microfilmen of besteedt men de zaak uit. Uitbesteden brengt direct al het probleem met zich mee, dat archiefbescheiden het gebouw moe ten verlaten. Opgemerkt moet echter worden dat particuliere firma's bij voldoende en regelmatige opdracht hun camera ook ten archieve willen installeren, zodat dit nadeel vervalt. Een tweede punt -ook een nadeel is dat particuliere firma's winst willen maken, zodat de prijs per opname hoger zal zijn dan indien dit in eigen beheer zou plaats vinden. Een groot probleem is ook het vaststellen van kwaliteits normen. Waar het gaat om archiefbescheiden die handgeschreven zijn, waarvan de schriftkwaliteit wisselt, zal het onmogelijk zijn volgens de bestaande normen af spraken te maken. Er zal dus een intensieve kwaliteitscontrole ten archieve moeten plaats vinden en bij verschil van mening zal men moeilijk tot overeenstemming kun nen komen daar een vaste norm ontbreekt. Een voordeel is dat men verzekerd is van een vaste produktie. Men weet afhankelijk van het beschikbare budget hoeveel er per jaar gemicrofilmd gaat worden. Bij interne verfilming is dit veel moeilijker te realiseren: door ziekte of ontslag kunnen stagnaties optreden. Het beschikbare per soneel -waarvoor het vaak een deeltaak is wordt ingezet bij ander belangrijk spoedeisend werk. Het grootste nadeel bij interne productie doet zich echter bij de start voor. Men zal eerst een investering in een camera moeten doen; (prijs 45000,— voor een 35 mm camera); men zal uitbreiding van personeel moeten aan vragen. Beide zaken vooral de laatste die veel tijd jaren kunnen vergen. Heeft men echter eenmaal personeel en apparatuur in huis dan is deze werkwijze mits een regelmatige produktie gewaarborgd is het aantrekkelijkst en het minst kostbaar. Voor kleinere archieven zal uitbesteden de beste oplossing zijn. Opge merkt zij nog dat de B.T.W. die betaald moet worden bij uitbesteding achteraf van de Belastingdienst terug ontvangen kan worden. In de praktijk worden ook vele tus senoplossingen al naar gelang de plaatselijke toestand gevolgd. Men heeft op het archief WSWers die filmen; men laat filmen door Mormonen en bedingt een ko pie; men neemt zelf op maar laat elders ontwikkelen. Dit alles maakt het zeer moeilijk voor mij een volgend onderwerp te behandelen: de financiële kant van de micrografie. Wat kost micrografie? Uit een enquête onder de archieven die hetzij zelf microfilmen hetzij dit uitbesteden is een bonte lappendeken van gegevens te voorschijn gekomen. Het eenvoudigste ligt het nog bij uitbesteding; daar gelden duidelijke prijzen waarin alle kosten zijn doorberekend. Echter door de verschillende systemen die toegepast worden en door extra-kopieën is onderlinge vergelijking niet goed mogelijk. Een paar voorbeelden: 1 opname (meestal 2 bladzijden) via het microfichesysteem, waarbij zowel een negatief als een positief geleverd worden, inclusief betiteling komt op 0,40; 1 opname via hetzelfde systeem, maar dan met een andere verkleinings- [457]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 53