bare restauraties met regelmaat moeten worden uitgevoerd, terwijl gevaar dreigt dat op den duur de materiële toestand zo slecht wordt dat informatie verloren dreigt te gaan. Hoewel de prioriteiten voor het microfilmen van de onder 1 en 2 genoemde archiefbestanddelen niet dezelfde behoeven te zijn. is het uit financieel oogpunt het aantrekkelijkst, indien men om bovengenoemde redenen (schaduwarchiefvorming of tegengaan van slijtage) tot microfilmen overgaat, door het maken van een kopie twee vliegen in één klap te slaan. De moederfilm wordt als schaduwarchief elders opgeborgen; een kopie komt op de studiezaal. Het originele archiefstuk blijft in de archiefbewaarplaats. Microfilmen om deze redenen levert geen ruimtewinst op, neen kost extra ruimte. Wel treden besparingen op bij het gebruik maken van de bezoekerskopie t a.v. de restauratiekosten en personeel op de studiezaal. Deze be sparingen zullen echter niet zichtbaar worden op onze begrotingen: er bestaat enorme achterstand op restauratiegebied en voor het personeel dat uitgespaard wordt voor het brengen en halen van de archiefstukken is meer dan genoeg ander werk voorhanden. Deze besparingen gaan pas werken op zeer lange termijn. Motieven zullen dus primair moeten zijn: veiligstelling en behoud van het origineel. Een gebruik van microfilmen dat op korte termijn financiële besparingen zou opleveren is het microfilmen van zogenaamde termijnstukken. Hieronder versta ik: te zijner tijd vernietigbare stukken. Op grond van artikel 3 lid 2 van het archief- besluit kan men deze archiefstukken na het microfilmen direct vernietigen. Ik plaats hierbij een groot vraagteken! Ik kom straks uitvoerig op micrografie en vernietiging terug. Een volgend gebruik van de microfilm dat ruimtewinst oplevert en derhalve econo misch gezien aantrekkelijk is, is het filmen van grote fichesklappers. Op ieder archief wordt ijverig geklapperd (geïndiceerd). Tegenwoordig worden ook veel ar chiefbestanddelen door de administratie naar de archiefbewaarplaats overgebracht die bij de administratie al van uitvoerige fichesklappers zijn voorzien (denkt U aan klappers op het bevolkingsregister); kleine klappers in fichevorm kan men gemak kelijk laten uittypen en inbinden, maar wanneer het om grote fichesklappers gaat wordt dit monnikenarbeid. Laat mij dit illustreren: de klapper op de doop-, trouw en begraafregisters van de gemeente Den Haag bestaat uit 1 miljoen honderdvijftig duizend fiches. Op deze fiches staat niet een enkele verwijzing, maar staan steeds alle gegevens betreffende de doop etc. waarnaar het fiche verwijst. Microfilmen re duceert dit bestand tot een 3.000 microfiches. Dit levert enorme ruimtewinst op de studiezaal op. Die weer benut kan worden voor het plaatsen van leesapparatuur! Vervolgens kom ik tot het oudste gebruik dat van de microfilm gemaakt wordt. Het filmen van elders berustende archieven ten einde de bezoeker ter plaatse in de gelegenheid te stellen van deze archieven kennis te nemen. Dit betreft met name archieven of archiefbestanddelen die in het buitenland berusten (denk aan de om vangrijke microfilmprojecten bij de Eerste afdeling van het Algemeen Rijksarchief en die te Djakarta). Recent doet zich echter een ontwikkeling liggende in het ver lengde van bovenstaand gebruik voor die m.i. op een misvatting berust. Middels microfilmen ziet men kans inbewaringgeving van archieven op grond van artikel 11 van het archiefbesluit te omzeilen. Volgens de wet heeft een ieder recht op het maken [454] van kopieën; dit kan zowel in de vorm van fotokopie als microfilm; daarvoor is geen ministeriële toestemming nodig. Door deze gedragslijn te volgen onttrekt de minister zich aan zijn verantwoordelijkheid. Kennelijk wil hij kool en geit sparen. Waar bin nen het archiefwezen al een enorme wachtlijst bestaat van archieven die op grond van de onder 1 en 2 genoemde criteria dringend aan verfilming toe zijn, doet dit aandragen van extra-filmarbeid weinig realistisch aan. In het belang van de raad pleging ter plekke door bezoekers geeft het archiefbesluit inbewaringgeving als mogelijkheid. Men dient dan hiertoe al of niet te besluiten. De nieuwste ontwikkeling van het gebruik van microfilm binnen ons vakgebied is wel de output van computers in de vorm van microfiches. Hier is het originele unieke archiefstuk een microfiche. Voorbeeld: het grootboek van de Dienst van Gemeentewerken te Rotterdam bestaat uit microfiches. Ik kom op deze ontwikke ling en de consequenties hiervan straks terug. Als afsluiting van dit gedeelte wil ik waarschijnlijk hier ten overvloede wijzen op een tweetal bij niet-vakgenoten voorkomende misverstanden t.a.v. microfilmen en archieven. Het eerste misverstand komt ruwweg hier op neer: een administratie loopt door het toenemen van het aantal te behandelen stukken in wanorde; er ontstaan achter standen: er komen knelpunten bij het opbergen der stukken. De oplossing is meer personeel. Een slimmerd zegt het toverwoord microfilmen en men denkt op deze wijze van de wanorde af te zijn. Echter microfilmen kost meer geld, meer personeel dan het bestaande systeem; levert geen financiële besparing op. De stukken zullen alvorens te kunnen worden gefilmd op orde moeten worden gelegd, men zal er precies dezelfde handelingen als vroeger mee moeten verrichten. Het geheel wordt veel compacter en overzichtelijker, dat wel. Maar de orde moet voor het filmen worden aangebracht en ook zonder filmen kan men die orde aanbrengen. Slechts door toepassing van de computer wat natuurlijk zeer kostenverhogend werkt kan men uit gemicrofilmde archieven sneller informatie krijgen. Een tweede misverstand t.a.v. overheidsarchieven is de ruimtewinst. De archiefwet bepaalt nog steeds dat alleen termijnstukken na microfilming vernietigd mogen worden. De meeste archiefbestanddelen die men in de lopende administratie zou kunnen microfilmen kunnen niet vernietigd worden daar het geen termijnstukken zijn. Een sprekend voorbeeld zijn hier de zogenaamde patiëntendossiers van zieken huizen. De gemeente Den Haag besloot deze dossiers te laten microfilmen om ruimte te winnen; de originele dossiers mogen echter niet vernietigd worden. Een parti culier ziekenhuis dat tot microverfilming overgaat, kan zonder enig bezwaar de originelen wel vernietigen. Conclusie moet zijn dat voor de lopende overheidsadministratie het gebruik van micrografie alleen financieel interessant kan zijn indien de gefilmde archiefbeschei den direct vernietigd kunnen worden (hetgeen momenteel alleen geldt voor de zoge naamde termijnstukken) of wanneer bij het gebruik van computers de microfiche het originele archiefstuk is. Indien men heeft besloten over te gaan tot de toepassing van micrografie, komt men [455

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 52