Technische en archivistische problemen bij de toepassing van microfilm door drs. B. J. Slot Microfilm is een prachtig medium dat een goede oplossing kan bieden voor een aantal bedrijfsproblemen van de archivaris. Het is compact, in de praktijk blijkt dat tot 60 strekkende meter archief zonder overmatig "persen" efficiënt geborgen kan worden op 1 m2 vloeroppervlakte. De copieën zijn van zeer goede kwaliteit, de procedure van vervaardiging is simpel, snel en redelijk geautomatiseerd. Met be hulp van geschikte apparatuur kunnen de copieën op eenvoudige wijze vermenigvul digd worden zodat van een archiefbestand aparte copiesets vervaardigd kunnen wor den voor studiezaalgebruik en voor veiligheidsdoeleinden. Door het reduceren van het archiefbestand tot een handzamer formaat bestaat de mogelijkheid om de meest- gebruikte archieven onder handbereik van de gebruiker op de studiezaal te brengen. Deze inleiding wil een aantal problemen belichten die ontstaan door de toepassing van het medium microfilm met zijn technische beperkingen op de archiefpraktijk, in het bijzonder bij de vervanging van originelen door microcopieën bij studiezaal- gebruik. Micro-opnamen zijn goedkoop, de copieprijs is laag in vergelijking met andere co- pieersystemen, maar er zijn aanzienlijke investeringen in apparatuur nodig. Pas bij tamelijk omvangrijke bestanden wordt het rendabel om een volledige produktielijn op te bouwen. In andere gevallen is het beter om het gehele produktieproces of ge deelten daarvan uit te besteden aan loondienstbedrijven. Voor de toekomst lijkt mij ook onderlinge samenwerking van archiefinstellingen bij de exploitatie van geavan ceerde ontwikkel- en multipliceerapparatuur aan te bevelen gezien de enorme kosten besparingen die dat zou kunnen opleveren. Er bestaan ook bezwaren tegen het medium microfilm. Het meestgehoorde bezwaar komt voort uit het conservatisme van de gebruiker: het is lastig om met machines te moeten omspringen en het is leuker om een origineel in handen te hebben. Deze bezwaren zijn niet sterk. Leesapparaten zijn bepaald geen ingewikkelde apparaten, iedere Nederlander gaat vrijwel dagelijks met ingewikkelder machinerieën om. De archieven kunnen ook niet doorgaan met de gebruikers de originelen in handen te geven. Fotocopieën op papier zou een aardig alternatief zijn, maar kan slechts op [448 beperkte schaal worden toegepast in verband met de ruimte die dergelijke copieën in beslag nemen. Het serieuzer bezwaar dat het terugvinden van de juiste copie op een rol van honderden opnamen niet altijd handig ging, is opgelost door de ver schijning van microvormen: middelen van bergen van micro-opnamen die een snel terugvinden van het gezochte beeld mogelijk maken. De ontwikkeling van deze vormen is met vallen en opstaan gebeurd. Vele systemen werden ontwikkeld die nu van de markt verdwenen zijn. Nederland heeft bij de ontwikkeling van de meest succesvolle microvorm, de microfiche vooropgelopen. Dat heeft behalve tot efficiënt werkende microfichebestanden voor zelfbediening op de studiezalen van sommige Nederlandse archieven ook wel geleid tot een remmende voorsprong en een flink aantal weinig gebruikte of slecht gebruikte verouderde camera's bij archieven en andere instellingen in Nederland. De archieven hebben een ander probleem met het medium microfilm. Het is een probleem dat typisch is voor archivarissen en het lijkt niet makkelijk oplosbaar. Toen microfilm in zijn beginstadium verkeerde, liepen archivarissen en bibliothecarissen voorop. Niemand dacht aan normering, men produceerde microfilms en fiches op de manier die het beste bij het origineel leek te passen in alle mogelijke beeldforma ten en verkleiningen, hetgeen werd mogelijk gemaakt door de goedkope en flexibele leesapparaten die toen op de merkt waren. Intussen is er iets gebeurd buiten ons om. Het bedrijfsleven heeft de microfilm ontdekt en de verdere ontwikkeling van het medium gaat voort zonder dat de archivarissen er nog invloed op kunnen uit oefenen. Men ging erg streng worden op de kwaliteit: allerlei normen voor formaat, verkleiningsmaatstaf, optische kwaliteit, chemische kwaliteit (houdbaarheid!) wer den vastgelegd. De archieven beschikten meestal niet over de middelen om hieraan mee te doen, men vond het vaak ook te ingewikkeld. Ondertussen legde de industrie zich toe op het aanbrengen van een splitsing in de markt. De grote massa van losse A4- en foliovelletjes uit de moderne archieven werden op 16 mm-film gefotogra feerd, daarna via jackets verwerkt tot microfiches. Het betrekkelijk geringe aantal zeer grote stukken dat zo overbleef werd verwerkt op 35 mm-film. Daarmee kwamen de oude archieven in een vergeten hoek. Het traditionele medium van de archivaris die bij zijn oudere stukken veel grote formaten had was 35 mm rolfilm. Terwijl de industrie verscheidene systemen ontwikkelde om grotere bestan den op 16 mm goed toegankelijk te maken werd er veel minder aandacht besteed aan het toegankelijk maken van grote bestanden op 35 mm, terwijl in het algemeen de technische kwaliteit van 35 mm apparatuur niet de ontwikkeling doormaakte die men bij 16 mm constateerde. Er werd weinig rekening gehouden met het feit dat voor veel archivarissen het meestgebruikte bestand voor een aanzienlijk deel be staat uit dikke boeken die eigenlijk net te groot zijn voor verfilming op 16 mm. Een groot, zwaar boek dat openliggend meer dan ca. 40 bij 60 meet en dat gebruikt wordt op een manier die men ongeveer met "doorbladeren" kan aanduiden is niet tot een voor studiezaalgebruik handige microvorm te verwerken. Het zijn vooral de archivarissen die met de problemen zitten; bibliothecarissen kunnen met de ge middeld veel kleinere formaten van hun originelen heel goed uit de voeten met wat de industrie hun biedt. [449]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 49