Verslag van de eerste discussie Stellingen: 1Educatief archiefonderzoek Wetenschappers en genealogen zijn reeds lang binnengedrongen in de geheimen, die in de verzamelingen van elke archiefdienst schuilgaan. Een nieuwe groep van bezoekers wordt gevormd door hen, die de gebruiksmogelijkheden van de ar chieven en andere fondsen onderzoeken. Hun belangstelling is vaak de inleiding voor een eigen persoonlijk onderzoek en daarom gelijkwaardig aan dat van we tenschappers en genealogen. 2. Archieven als gemeenschapsbezit Het gehele maatschappelijke leven en dat in de ruimste zin kan door een goed gebruik uit de archivalia worden gereconstrueerd. Iedereen zou van deze archivalia moeten kunnen kennis nemen. 0e situatie, dat de archieven veelal zijn opgenomen in een complex van ivoren torens, is onmaatschappelijk. 3. Gebruik van het archiefbezit Iedere belangstellende burger kan door een juist gebruik maken van de archieven zijn kennis verrijken. Velen koesteren deze behoefte in hun hart. De ontoeganke lijkheid van de archieven is er de oorzaak van, dat deze verlangens veelal niet bevredigd worden. De archivaris van de toekomst moet het als zijn taak beschou wen hierin verandering te brengen. 4. De noodzaak van drempelverlaging Dit kan en moet, omdat de barrière om de archiefgebouwen strijdig is met de be doelingen van de Archiefwet 1962. Om de drempel te verlagen tot een aanvaard baar peil moet er a. een democratisering in de archiefwereld plaats vinden, b. gebruik gemaakt worden van alle beschikbare middelen van techniek om de grootst mogelijke toegankelijkheid te bereiken, c. gedacht worden over de aanstelling van educatieve medewerkers bij de ar chiefdiensten en d. in financieel opzicht ruimte voor de archiefdiensten komen om het educa tieve werk van de grond te krijgen. 5. Het "educatieve" archief gebouw Het archiefgebouw moet uitwendig en inwendig voorzien zijn van voorzieningen, die tot bezoek uitnodigen. Bezoek in groepsverband moet worden bevorderd en mogelijk zijn wat de opvang betreft. Ook het wetenschappelijk onderzoek bij de archiefdiensten zou door het opnemen van ruimten voor bijzondere studies moeten worden gestimuleerd. [442] Als eerste krijgt de heer Wimemius het woord. Hij beluistert in het geheel van de gehouden inleidingen een onjuiste prioriteitsstelling door de archivarissen. In plaats van op het overheidsorgaan, waarbij men werkzaam is, richt men zich in de eerste plaats op de cliënten, de bezoekers. Naar zijn mening ligt de voornaamste taak van de archivaris bij de overheid, in het toegankelijk houden of maken van de overheids administratie. Onder verwijzing naar rapport nr. 15 van de Archiefraad bepleit hij een herziening van de prioriteiten ook door de archivarissen. Een kosten-baten-ana- lyse zal alleen dan positief uitvallen als de overheid goed gediend wordt. In zijn antwoord stelt de heer Ribberink, dat de heer Winsemius uitgaat van de onjuiste ge dachte dat de overheid tegenover het publiek zou staan. De grondgedachte van de Westeuropese archiefwetgevingen is, dat overheid en burgers naast elkaar staan, en dat de burgers recht hebben op inzicht in het handelen van de overheid. Dit recht, dat voor de archivaris een opdracht betekent, ligt geformuleerd in de Archiefwet. Aansluitend bij hetgeen de heer Struick gezegd heeft, onderstreept hij nogmaals dat in overeenstemming met de politieke wens, die in de samenleving aanwezig is ook de archieven moeten medewerken aan verdere demokratisering. Dat de overheid daarnaast de voornaamste cliënt van de archiefdiensten is, is een punt van geheel andere orde. Mevrouw Pieterse onderstreept nogmaals dat de openbaarheid niet alleen maatschappelijk gewenst, maar ook wettelijk voorgeschreven is, en dat cliënt gerichtheid dus inherent is aan de taak van de archivaris. Dit vraagt, zeker ook met het oog op de overheid als voornaamste cliënt, de toepassing van moderne appara tuur, niet alleen voor het onderzoek in, maar ook reeds voor het toegankelijk houden van bestanden. De heer Berkenvelder wijst er op, dat bovendien de instructies voor gemeentearchivarissen in het algemeen meer omvatten dan alleen de uit de Archief wet voortvloeiende taken van inventarisatie en inspectie. Ook de documentaire taak, het aanleggen en beheren van verzamelingen, is een opdracht van de werkgevende overheid. De heer Winsemius reageert op deze antwoorden met de opmerking, dat hij heeft willen onderstrepen dat naar zijn mening bij de prioriteitenstelling door de archivarissen de belangen van de gebruiker van buiten de overheidssfeer een te zwaar accent krijgen. De heer Struick benadrukt nogmaals dat de overheid deze publieksgerichtheid juist wil. Alleen als de publiekgerichte activiteiten goed lopen krijgt men personeel en middelen ter beschikking. Dat geldt veel minder als men zich beperkt tot wat inderdaad de eerste taken zijn: inventarisatie en inspectie. Om dat echter maar weinig mensen er ooit iets van merken als deze laatste taken goed worden uitgevoerd, is het Realpolitik om aan de naar buiten gerichte activiteiten ruime aandacht te besteden. [443

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 46