tulen, resoluties, rekeningen, charters en andere series. Natuurlijk is dit een gi gantische klus. Maar ambtenaren zijn harde werkers, dat weet u; voor deze taak gaan wij niet opzij. Ideaal en snel is de klappering door gecombineerde microfichering en automatise ring. U heeft dan een gebruiksarchief èn een schaduwarchief. Kostbaar, stellig, maar aan deze sector van het cultuurbezit mag best een groter stuk van de overheidskoek besteed worden. Nuchter bezien is de uitgave gewettigd door de besparing op perso neelskosten, omdat archiefambtenaren van de tijdrovende klapperwerkzaamheden ontlast worden. Over dit onderwerp spraken op voortreffelijke wijze collega Bobe- rach en mevr. Pieterse reeds eerder; het past mij niet hierop verder in te gaan. Over de derde categorie archiefmedewerkers, n.l. de educatieve ambtenaren, die de derde categorie van ongeschoolde, geestdriftige archiefbezoekers op gaan vangen, spreek ik niet. Mij rest wel iets te zeggen over de financiële kant. Geld is immers, dames en heren, de wortel van alle goeds. Hoe goed archiefwerk en educatieve ac tiviteiten ook zijn, toch schrikken wij terug voor de inderdaad hoge kosten. Is die angst nu wel nodig? Cultuur is een toverwoord, een Sesam open U! voor de schat kamers van de overheid. Leest u er de rijks-, provinciale en gemeentebegrotingen op na. Educatief archiefwerk is ook een stuk cultuur. Het is ronduit absurd dat die bezigheden geblokkeerd worden. Het is ongepaste bescheidenheid in een minder waardigheidsgevoel na een eerste weigering bij de pakken te gaan neerzitten. Laten wij vooral niet de fout maken de zaak om te draaien door te stellen, eerst moet er geld komen, veel geld nog wel! en dan pas kunnen wij aan educatief werk gaan denken. Zo schieten wij geen snars op. De énige juiste weg is met het bitter beetje geldmiddelen, dat wij hebben, educatief werk te gaan doen. Zelfs met povere bedragen kunnen wij een begin maken. Niemand koopt een niet bestaand product. Pas door prestaties kunnen wij iets laten zien als een belofte meer te bieden als wij meer mogelijkheden krijgen. U zult zien, dat de druppelsgewijze dosering een geld- stroompje wordt en misschien nog wel meer. Haalbaarheid is een begrip waar de rek in zit! U was gewaarschuwd: eerst moeten wij vaststellen voor wie wij bouwen en waarom. Nu na deze uiteenzetting de kwestie hoe te bouwen voor educatieve bezoekers in de ruimste zin van het woord. Wat mij voor ogen staat, het moet duidelijk gezegd wor den, is een ideaal gebouw. Maat dit betekent niet dat het een onwezenlijk droom beeld is. Het archiefgebouw moet centraal gelegen zijn. Wij hebben vanochtend van collega Ribberink gehoord hoe geslaagd zijn plaatsbepaling van het nieuwe Algemene Rijks archief is. Zijn argumenten zal ik niet herhalen. Op zijn minst moet een archief dienst, die buiten de kern van stad of dorp gelegen is, beschikken over een wèl cen traal gelegen afdeling, die alleen bestemd is voor educatief gebruik. Het moet toch mogelijk zijn een kleine ruimte veel is niet eens nodig! ,te vinden, een winkel b.v. waar een paar mensen permanent een expositie bemannen, groepjes ontvangen en de allereerste educatieve informatie verstrekken. Nieuw, maar nu al succesvol, zijn kleine verrijdbare tentoonstellingen en informatie-stands in wijkgebouwen of zelfs in een rondrijdende vrachtauto. Deze informatieve ruimte, al of niet in het [440] archiefgebouw, moet open en uitnodigend zijn. Het culturele archiefbezit moet op straat getoond worden: een winkeletalage met wie weet? zelfs een markt- kraampje daarvoor op de stoep. Depots mogen en moeten gesloten betonbunkers zijn, maar deze vorm heeft al te vaak het uiterlijk van het hele gebouw bepaald. Er moeten ruimten zijn voor prenten- en foto-verzamelingen. En daarbij gaat het om een beeld van alle aspecten van dagelijks leven. Er bestaat op dit punt geen ba naliteit. Het publiek heeft evenzeer, misschien zelfs meer belangstelling voor café houders of straatmuzikanten dan voor adellijke personen of gezagsdragers. Wij kunnen Dikke Dries niet achterstellen bij Gouden Willem! Hetzelfde geldt voor een bibliotheek, een onmisbaar onderdeel. Evenals de visuele documentatie moet ook het leesvoer overzichtelijke geëtaleerd worden en bruikbaar zijn voor de meest on geschoolde bezoeker. Het educatieve archiefgebouw heeft aan één studiezaal niet genoeg: twee is een minimum. Bovendien horen hier aparte ruimtes bij voor het raadplegen van micro fiches of films en voor de grote aantallen klapperboekjes of bakken. Speciaal voor de educatieve bezoekers wordt een lezingzaal ingericht, die is uitgerust met alle mogelijkheden voor een dia-, film- en geluidspresentatie. En wel in vaste opstellin gen. Eén of meer, want het is aan te bevelen een vaste opstelling te maken waar de hoogtepunten uit het eigen archiefbezit getoond worden. In fotografische vorm wel te verstaan: deze archiefstukken moeten immers geraadpleegd kunnen worden. Om dat de vaste opstelling snel gaat vervelen, hoort er op geregelde tijden een wisselende expositie te zijn. Zwaar wetenschappelijke onderwerpen kunnen niet gemist worden, maar men moet ook en vooral denken aan actuele zaken. Het publiek heeft er recht op. Er bestaat meer belangstelling voor een vernieuwd schoolgebouw dan voor het bezoek van, zeg Thorbecke of Troelstra zo en zoveel jaren geleden. Wat is er, in onze democratische gedachtengang, tegen deze ruimte af te staan aan b.v. jubilerende duivenmelkers en hun de deskundige helpende hand te reiken? Tenslotte is een uitdrukkelijke noodzaak veel en goedkoop documentatiemateriaal te leveren. Het is een goede zaak dure en mooie boeken en boekjes te verkopen: archief- gidsen, inventarissen, regestenlijsten, fotoboeken etc. etc. Maar veel en veel beter is het simpele documentatiemappen gratis uit te delen. Deze documentatie hoeft niet piekfijn te zijn: een aantal goedgeschreven stencils, een paar goedkope foto's be reikt een veel groter publiek. En dat willen wij tenslotte toch? Wat ik hierboven genoemd heb, dames en heren, is een maximumpakket aan educatieve verlangens. Al deze voorzieningen kosten geld, sommige vragen om kleine fortuintjes. En nu kan men wel zeggen: voor het archiefwezen, voor dit onvergelijkelijke, boeiende en waar devolle cultuurbezit is niets duur of goed genoeg, maar dat zou een weinig realisti sche aanpak zijn. U moet ook niet met dit totaalpakket beginnen, maar u moet wèl met dit geheel van educatief gerichte attributen eindigen. En met deze wens wil ik ook eindigen. [441]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 45