En toch sluimert onder de stille schedeldaken een vonkje energie. Actie wordt reac tie op de indolentie. Massaal ontwaken kan de vorm aannemen van de "Revolution des Nihilismus", de term van Rauschning voor de Nazi-energie. Dichter bij huis grijpt de voetbalsupporter zijn fietsketting en ramt er lekker op los. In dit cultuur- psychologisch gebeuren komt ook het onschuldiger verschijnsel voor dat cultureel gedreven mensen de weg naar een archief vinden öf dat zij door doeltreffende re clame binnengelokt worden. En waarom zouden wij geen reclame maken? Goede wijn behoeft wèl een krans vandaag de dag. Het is heus niet zo dat archieven alge meen bekende instellingen zijn. Wij kunnen kiezen tussen adverteren en ondergaan. Bovendien kunnen wij bijdragen aan de therapie voor de passieve consument. Niet alleen de educatieve bezoeker heeft aandacht nodig, ook de wetenschappelijk- genealogische speurder vraagt om stimulerende middelen. Veelal bewegen deze lieden zich met ivoren kopkleppen door onze ruimten. Voor hen kan een heel programma worden opgesteld: wij kunnen belangstelling wekken voor andere onder werpen, wij kunnen hun begeleiden en zelfs helpen om tot een vruchtbare publicatie te komen. Zo bezien is er geen wezenlijk verschil tussen de geprogrammeerde wetenschapper en de goed begeleide educatieve bezoeker. Een nieuwsgierige buitenstaander wordt een archiefgebouw binnengelokt, hij bezwijkt voor de aanlokkelijk gepresenteerde cursus paleografie. Voor hij het weet, werkt hij in groepsverband mee aan een pu blicatie of een tentoonstelling. Et voila!, een nieuwe onderzoeker is geboren. Deze amateur-historicus is gelijkwaardig aan de beroeps-historicus, die door zijn milieu op een bevoorrechte plaats is gekomen. Er is meer: de amateur-onderzoekers kunnen de beroepsmensen helpen de platgetreden paadjes te verlaten en hun stok paardjes op stal te zetten. Het is een irritant verschijnsel dat de rijke voorraden aan kennis, die in de archieven opgeslagen liggen, maar voor een klein gedeelte gebruikt worden. Archiefonderzoek is een moeizaam en tijdrovend werk, accoord! Maar waarom gaat men dan niet als een groep te werk om alle gegevens rond een bepaald complex van feiten te verzamelen, te bewerken en als een resultaat te publiceren? Is het niet veel interssanter een beeld te vormen uit rekeningen, resoluties, litteraire en andere bronnen over het dagelijks leven van een willekeurig te kiezen bevolkings eenheid in een willekeurig te kiezen jaar dan een omslachtig, uitgebreid en o! zo geleerd onderzoek, b.v. naar de geboortedatum van Erasmus? Er is belangstelling, zoals al gezegd. Maar de bevrediging is lastig te geven. Archie ven zijn immers ontoegankelijke instellingen. De toegang wordt bemoeilijkt door een aantal drempels en hobbels. Er is de tijd van openstelling: veel mensen werken op die uren. De materie is stug en weerbarstig: een inventaris (als die er is, tenminste) geeft maar weinig toegang. Het schrift wordt, al 100 jaar terug, een steeds groter probleem. De gebouwen zijn onbekende grootheden. De accomodatie om bezoekers op te vangen en te begeleiden is veelal onvoldoende. Er is te weinig archiefpersoneel. De geldbronnen zijn ontoereikend. En tenslotte moet het gezegd worden dat de aard van het vak geen gunstige voedingsbodem is voor een extrovert optreden, voor een uitnodigende open houding tegenover de maatschappij. [438 Hoe ruimen wij nu deze hinderlijke drempels op? Fundamenteel is het belangrijk de passieve consument zijn zin te geven, althans voorlopig. Het zal niet ieder gegeven zijn dankzij een wat clownesk optreden een groot publiek populair te informeren. Wij hoeven ons niet te verlagen tot de methoden van sommige beroemde figuren uit de massamedia. Iets anders is het dat wij de eenvoudige, ongeschoolde bezoeker met zijn eindeloos-stereotiepe vragen en zijn onbenullig lijkende verlangens niet meer afschrikken. Het zijn tenslotte onze klanten. De verkoop is hoofdzaak: Onze motieven zijn onbaatzuchtiger maar wel gelijk. Een tweede punt: deze onbevangen archiefbezoekers leveren ons de toekomstige onderzoekers. En bezoekers, dames en heren, hebben wij broodnodig. Ik kom daar op terug. De archiefwet 1962 schrijft voor dat de archieven openbaar en voor ieder toegankelijk moeten zijn. Deze bepaling, dames en heren, is een dode letter. De archieven zijn alleen en uitsluiten! toegankelijk voor een hele kleine geestelijke elite. Nu weet ik heel goed, dat sinds de archiefwet-1919 of sinds 1800 de deuren opgezet zijn. Ook besef ik dat is al eerder opgemerkt dat er een hele boel redenen zijn aan te voeren voor de beperking van het archiefbezoek. Maar wij moeten ons niet terugtrekken achter onze hoge drempels en vanaf deze barricaden het merendeel van de potentiële bezoekers gaan tegenhouden. Dat is onwettig, dat is veel erger! ondemocratisch. Het archiefwezen moet radicaal en verregaand gedemocratiseerd worden naar het publiek toe. Deze democratisering houdt de uitdrukkelijke verplichting in populair te zijn. Er zijn immers geen "domme bezoekers", er zijn weetgierigen die hongeren en dorsten naar informatie. Veelal kennen zij deze behoeften nauwelijks. Bijna altijd weten zij niet dat hun gewettigde nieuwsgierigheid in de archieven bevredigd kan worden. Archiefdiensten timmeren in het algemeen niet langs de grote weg, zij wensen onbekend te blijven. Aan permanente educatie wordt van onze kant weinig of niets gedaan. Intussen vraagt een dergelijke aanpak wel een engelengeduld en bovendien de daarbij horende instelling: de archiefmedewerker, die met publiek moet omgaan, dient zich te verplaatsen naar het niveau van het laagst denkbare begrip. Deze opmerking houdt, dames en heren, geen discriminatie in aan het adres, laten wij zeggen, van de spreekwoordelijke putjesschepper. Een brilliant hartchirurg weet even weinig af van archieven als een ambtenaar van een reinigingsdienst, óók een eerzaam beroep, al wordt het lager in geld gewaardeerd. Op de tweede plaats moeten wij gebruik maken van allerlei hulpmiddelen, wat nog weinig of niet gebeurt, die deze taak aanzienlijk verlichten. Het doel is allereerst de zelfbediening en daarna de zelfwerkzaamheid. Door onze tegenwoordige inven tarissen als deze al aanwezig zijn! worden door de onbruikbare vorm en de duistere begrippen zelfbediening en zelfwerkzaamheid onmogelijk gemaakt. De inventaris moet voor de ongeschoolde leek leesbaar zijn. Bovendien moeten de inventarissen noodzakelijk aangevuld worden met regestenlijsten, brievenlijsten en klappers. Over de klappering nog iets meer. Wil men echt zelfbediening en zelf werkzaamheid toepassen, dan moet het totale archiefbezit op overzichtelijke en gemakkelijke manier geklapperd worden. Niet alleen de DTB en notarieel als een kniebuiging voor de genealoog maar ook en vooral voor wetenschappers: de no- [439]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 44