■ï'ï-fi 7-^st-£-&2rlrL- Lrlr-T !-<-f-f-f-T-f-4. spijs en drank. Wie waren degenen die in 1567 bijna de gehele stad bezetten, maar hun militaire invloed niet wisten uit te buiten. Hoe kwamen de revolutionaire orga nisaties tot stand en wat was de plaats van de reeds bestaande organisaties, zoals b.v. de schutterijen. Dit wat betreft de sociale opbouw van de beweging. Wat betreft de ideologie trachtten zij inzicht te krijgen in de ideeën die bij de verschillende groe peringen leefden: in hoeverre hier sprake was van eigen normen en in hoeverre er een gemeenschappelijk bewustzijn was. Voor dit onderzoek werden naast haard- tellingen en belastingkohieren, lijsten van gedagvaarden en veroordeelden bewerkt en lijsten van geconfisqueerde goederen. In totaal wisten zij 250 personen te traceren die aan de opstand hadden deelgenomen, van wie van 160 het beroep bekend is en van 128 de jaarlijkse huurwaarde of uitkeringen van lijf- en losrenten en van 125 hun rol bij de opstand. In Appendix I van deze scriptie getiteld: Over het gebruik van de computer bij historisch onderzoek geven de auteurs een uiteenzetting van hun werkwijze. Zij hebben gebruik gemaakt van een standaard-pakket van statisti sche computerprogramma's, genaamd SPSS, Statistical Package for the Social Sciences. Dit is een integraal systeem van computerprogramma's voor dataverwer king en data-analyse in de sociale wetenschappen en kan permanent in de computer worden geïnstalleerd. Zij geven toe dat het gebruik van de computer niet essentieel is geweest voor het resultaat van hun onderzoek, maar dat zij hem toch hebben gebruikt om drie redenen: 1. het spaart tijd, 2. de berekeningen worden gekenmerkt door precisie, 3. om te leren met een computer om te gaan en die kennis later te kunnen gebruiken bij een eventueel onderzoek waarbij de aantallen gegevens groter zijn en de uit te voeren berekeningen ingewikkelder. Het is namelijk een vuistregel, dat het gebruik van een computer overwogen kan worden wanneer het aantal "gevallen"' groter dan 200 en het aantal variabelen groter dan 10 is. Ik ben nu zo ongeveer aan het einde gekomen van de opsomming van de verschil lende projecten van archiefonderzoek in Nederland, waarbij de computer is inge schakeld. Misschien is het nuttig tot slot van de opsomming één project, het reeds eerder genoemde Migradam 19, nog even iets uitvoerig te bespreken om enig inzicht te geven in de problemen die zich bij dergelijke projecten kunnen voordoen. Migradam 19 De keus van de werkgroep Nieuwe en Theoretische geschiedenis van de Universiteit /an Amsterdam om een leeronderzoek te starten naar migratieverschijnselen in, van en naar Amsterdam in de tweede helft van de negentiende eeuw, werd bepaald door het feit dat bij een eerder onderzoek betreffende de Warmoesstraat kennis was ge maakt met de mogelijkheden van het bevolkingsregister en omdat men dacht dat het negentiende eeuwse schrift niet zoveel moeilijkheden zou opleveren. Dit laatste bleek bij de controle van de door de studenten ingevulde formulieren niet geheel juist te zijn. Aanvankelijk had men de gegevens uit de bevolkingsregisters willen gebruiken om de uit de volkstellingen bekende cijfers over opbouw van de bevolking, geboorte en sterfte, nader te detailleren naar buurt en wijk: het meest interessant zou zijn de [434] detaillering naar sociale positie. Op basis van de bevolkingsgegevens is dat echter niet mogelijk: de enige ingang tot de sociale status zou het beroep zijn, waarvan de vermeldingen zeer onnauwkeurig zijn en voor velerlei uitleg vatbaar. Men heeft toen gedacht aan combinatie van gegevens uit de bevolkingsregisters met de belasting gegevens, maar deze laatste gegevens waren voor Amsterdam niet voor handen. Men kwam toen tot de conclusie dat vrijwel het enige gegeven waar iets mee te doen is, is de vermelding van plaats en datum van vestiging en vertrek. Een ander probleem, waarop men stuit bij de uitwerking van de doelstellingen tot een concreet onderzoeksprogramma is de enorme omvang van het in de bevolkings registers opgeslagen materiaal. De drie series, waaruit het bestaat, omvatten res pectievelijk 1000, 400 en 850 banden, met ieder ruimte voor ongeveer 10.000 mel dingen. Wanneer het totaal aantal vermeldingen in de periode 1851-1892 wordt geschat op 10 a 15 miljoen, is dat waarschijnlijk nog aan de lage kant. Vandaar dat ook hier evenals bij het Rotterdamse onderzoek door de heer Van Dijk, met steek proeven moet worden gewerkt. In het nummeringsregister van 1853 komt een opsomming voor van het aantal huisnummers in elk van de 50 buurten waarin Am sterdam was verdeeld. Deze opsomming is als uitgangspunt voor de populatie ge nomen. De steekproef is als volgt getrokken: ik citeer nu het eerste tussentijdse verslag van de werkgroep, het zgn. werkschrift 1: "Alle 50 buurten zijn doorlopend genummerd met behulp van een tabel met toevalscijfers in willekeurige volgorde geplaatst. Vervolgens zijn alle panden binnen de Singelgracht (46 buurten, XX, YY, en ZZ zijn buiten beschouwing gelaten) doorlopend genummerd van 00.000 tot en met 26.299. Na bepaling van de omvang van de steekproef op 300 is een zgn. sys tematische steekproef met aselect begin getrokken. Uitgaande van een met behulp van een tabel toevalscijfers uitgekozen beginnummer is telkens 26.300 300 87,67 verder geteld. Bij de aldus na afronding verkregen volgnummers is met een omreke ningstabel het huisnumer gezocht dat tussen 1853 en 1875 van kracht is geweest". Daarop volgt een verhandeling over de systematische steekproef met aselect begin, maar dat voert te ver om daarop hier in te gaan. De steekproef geeft de zekerheid dat alle buurten in de stad vertegenwoordigd zijn. "Hierbij ik citeer weer moet wel opgemerkt worden dat het aantal eenheden per buurt (zeker bij de kleine buurten met ongeveer 300 panden) aan de kleine kant is. Uitspraken per buurt zijn op grond daarvan niet te doen. Wel is het echter mogelijk bij de verwerking van het materiaal een aantal buurten tot een "wijk" te combineren". Een grotere steekproef was echter niet mogelijk omdat het project anders niet binnen de geplande vier jaar zou zijn afgerond. Vervolgens is een formulier ontworpen, waar de gegevens met de codenummers moeten worden ingevuld. Over het samenstellen van de codes zegt het werkschrift 1: "het ontwerpen van een code voor het coderen van de gegevens uit bevolkingsregis ters is over het algemeen tamelijk eenvoudig. Bij iedere naam wordt in een reeks kolommen een aantal gegevens vermeld. Deze vermeldingen zijn of van numerieke aard (geboorte- of overlijdensdatum, huwelijksdatum, datum van vestiging of ver trek) of vertonen slechts een tamelijke beperkte (en vrijwel voorspelbare) variatie; het aantal kerkgenootschappen kan eenvoudig in een aantal rubrieken met een af- [435

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 42