Veranderend archiefonderzoek door voortschrijdende techniek door dr. W. Chr. Pie terse De techniek heeft weten te bewerkstelligen dat het archiefonderzoek de laatste jaren sterk is veranderd, o.a. door de toepassing van microfilm en microfiche en vooral door het gebruik van de computer. Om te kunnen aantonen dat de methode van archiefonderzoek is veranderd, wil ik eerst nog even memoreren hoe dit onderzoek wordt aangevat, wanneer de techniek daarbij niet wordt ingeschakeld. Archiefonderzoek op traditionele wijze Over het algemeen is de gang van zake als volgt: er wordt een probleem gesteld en na de desbetreffende literatuur te hebben geraadpleegd, worden de archivalia die op het onderwerp betrekking hebben, opgespoord. Soms verandert de probleemstelling door confrontatie met de bronnen en krijgt het onderzoek een andere wending. De hoeveelheid archiefstukken die wordt gevonden, hangt voor een groot deel af van de ervaring van de onderzoekers en vooral van de hulp van anderen, veelal archi varissen. Meestal kan niet al het gevonden materiaal worden doorgenomen en meestal kan ook nooit met zekerheid worden vastgesteld of alles wat op het onder werp betrekking heeft, wel is opgespoord. Op deze wijze kwamen vele studies tot stand. Als voorbeelden kunnen worden genoemd de uitgaven van de Stichting H J Duyvis Fonds, een fonds dat uitgaven subsidieert, die gebaseerd zijn op bronnen die berusten in het Gemeentearchief van Amsterdam, zoals T. van Tijn, Twintig jaren Amsterdam, de maatschappelijke ontwikkeling van de hoofdstad, van de jaren '50 van de vorige eeuw tot 1876, Amsterdam 1965, of om een meer afgebakend onder werp te noemen J. Z. Kannegieter, Geschiedenis van de vroegere Quakergemeen schap te Amsterdam, Amsterdam 1971. Aan het slot van dergelijke studies wordt dan ook altijd een lijst van geraadpleegde archivalia aangetroffen, naast een litera tuurlijst. Een voordeel van deze methode is, dat de onderzoeker tijdens zijn onder zoek ontzettend veel materiaal onder ogen krijgt, ook al heeft dit niet direct op het onderwerp betrekking. Een nadeel van deze methode kan zijn, dat de onderzoeker zo vooringenomen is, dat de archiefstukken slechts worden geciteerd om een theorie die op andere gronden is ontwikkeld - b.v. literatuuronderzoek, analogie of ideolo- 'UliStjreren' Als voorbeeld hiervan kan dienen het werk van Klaus Spading, Holland und die Hanse im 15. Jahrhundert, Weimar 1973. Uitgaande van dezelfde [428] bronnen komen de auteur en de recensent, Prof. Dr. T. S. Jansma, tot een totaal an der beeld, doordat Spading van een vooringenomen Marxistisch standpunt uitgaat1. Een andere veelgebruikte methode van archiefonderzoek is: uitsluitend van de archivalia zelf uitgaan en daarop een theorie bouwen. Vele artikelen van collega Hart zijn op deze wijze tot stand gekomen. Een voorbeeld hiervan is het volgende artikel van zijn hand: Amsterdamse scheepvaart en handel op Noord-Rusland in de zeventiende eeuw, in Geschrift en Getal, Hollandse Studiën 9, Dordrecht 1976. Een gevaar bij deze methode kan zijn, dat te veel wordt uitgegaan van stukken die toe vallig voorhanden zijn. Tot slot zou ik ook de zogenaamde bronnenpublikaties als een traditionele vorm van archiefonderzoek willen bestempelen. Zoals bekend gaan deze onderzoekingen niet uit van een probleemstelling, maar zijn zij er uitsluitend op gericht de bronnen integraal of in regestvorm uit te geven en toe te lichten, met het doel ze toegankelijk te maken voor iedere onderzoeker. Als voorbeelden van deze methode kunnen die nen de meeste uitgaven van de R.G.P. en de oorkondenboeken. Technische hulpmiddelen bij archiefonderzoek Al de tot nu toe genoemde methoden van archiefonderzoek worden nog steeds toege past en zullen gelukkig ook wel in gebruik blijven, maar er zijn nieuwe mogelijkheden bijgekomen. Op het achtste internationale archiefcongres in Washington vorig jaar heeft onze Duitse collega Boberach uitvoerig gesproken over de technische mogelijk heden die het archiefwezen ten dienste staan, in het bijzonder bij het toegankelijk maken van het materiaal2 en thans heeft hij nog eens voor ons uiteengezet hoe de techniek kan worden ingeschakeld bij het archiefgebruik3. Diezelfde technische hulp middelen die door de heer Boberach zijn genoemd, worden ook in meer of mindere mate gebruikt bij het archiefonderzoek. Het microfilmen van gehele archiefbestanddelen schijnt meer en meer de traditionele bronnenpublikaties verdringen. In Nederland heb ik daarvan nog niet veel gemerkt, maar in het buitenland, met name in Amerika, wel. Daar worden bepaalde archief fondsen gefilmd en de kopieën daarvan worden te koop aangeboden, zoals het Nederlandse archiefwezen zijn inventarissen verkoopt. Het lijkt mij dat veel van het Nederlandse materiaal dat voor een bronnenpublikatie in aanmerking komt, niet ge schikt is om op microfilm te worden uitgegeven. Hierbij denk ik b.v. aan de uitgave van oorkondenboeken. Het accent bij de Nederlandse bronnenpublikaties valt na melijk op de transcripties en tekstverklaring en het plaatsen van het geheel in een historisch verband. Het gaat hier niet alleen erom dat de bronnen door een groter publiek kunnen worden geraadpleegd. Om dit grotere publiek te bereiken, dienen zij namelijk ook te worden toegelicht en dat ligt in Amerika veelal anders. Ik kan dan ook niet zeggen dat de microfilm en het microfiche grote veranderingen te weeg hebben gebracht in het archiefonderzoek. Wel is het zo dat het archiefonder- 1 Zie Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, deel 90 (1975) aflevering 1, p. 91. 2 H. Boberach, Advanced technologies and the expansion of archives acces, Washing ton 1976. 3 Zie hiervoor blz. 368-381. [429]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 39