Het ideale archiefgebouw van de middelgrote gemeentelijke
archiefdienst en de werkelijkheid in de vier IJsselsteden
door drs. F. C. Berkenvelder*
Inleiding
Zoals de titel reeds aangeeft, ligt het in de bedoeling een ideaaltype gebouw te schet
sen, waarbij rekening wordt gehouden met alle thans bekende taken van een middel
grote gemeentelijke archiefdienst.
Dit ideaaltype archiefgebouw zal in zoverre hypothetisch en imaginair moeten blij
ven dat hier geen reëele plattegrond verstrekt zal kunnen worden. Toch behoeft het
geheel niet hersenschimmig te zijn omdat getracht zal worden een bouwkundige ver
taling van reëele verlangens te geven.
Het nut van een dergelijke archiefgebouw-model kan zijn, dat het in de toekomst
door iedere collega bij elke zich voordoende gelegenheid gelegd kan worden naast
de plattegrond van een wèl bestaand gebouw, dat door zijn gemeentebestuur wordt
genoemd als mogelijk toekomstig archiefgebouw.
Met dit doel voor ogen leek een zeer nauwe samenwerking tussen een aantal verge
lijkbare archiefdiensten onontbeerlijk en noodzakelijk. Inderdaad kon gelukkig een
werkgroep worden samengesteld, bestaande uit de provinciale inspecteur der archie
ven in Overijssel en de gemeentearchivarissen van Deventer, Kampen, Zutphen en
Zwolle. De keuze viel juist op deze collega's, omdat hun archiefdiensten enerzijds
als middelgroot worden gezien en omdat zij anderzijds zeer recentelijk beschikken
over nieuwe gemeentelijke archiefgebouwen, dan wel nog met de inrichting van een
archiefgebouw bezig zijn of binnenkort een nieuw gebouw ter beschikking zullen
krijgen.
Nadat de auteur was uitgenodigd over dit onderwerp voor de studiedagen van de
V.A.N. een inleiding te houden, is op zijn verzoek een kleine commissie samengesteld,
die zich met deze materie heeft bezig gehouden. Deze commissie werd gevormd door
mr. C. J. van Heel, drs. D. van der Vlis, drs. B. Woelderink en drs. C. O. A. Baron
Schimmelpenninck van der Oije, resp. provinciaal inspecteur in Overijssel en de colle
gae proximi van de auteur, te weten de gemeente-archivarissen van Kampen, Deventer
en Zutphen. Aangezien deze inleiding door een nauwe samenwerking tot stand is
gekomen, beschouwde de auteur zich ook tijdens de studiedagen vooral als woord
voerder van deze groep. Grote dank voor het vervaardigen van de tekeningen van de
plattegronden ben ik naast de diensten van Openbare Werken van de betrokken vier
steden vooral verschuldigd aan de heer J. J. van Nijendaal te Deventer en de heren
E. W. Koeslag en B. Rada te Zwolle.
382
1. a. Wat is een middelgrote gemeentelijke archiefdienst?
Gegeven het feit, dat ieder van de samenwerkende archiefdiensten het etiket "mid
delgroot" opgedrukt heeft gekregen, zou men de definitie van het begrip "middel
grote gemeentelijke archiefdienst" wellicht het eenvoudigst kunnen benaderen door
het gemeenschappelijke van deze vier archiefdiensten vast te stellen.
Deze punten van overeenkomst zijn:
1. de betrokken diensten beheren de archieven van stedelijke leefgemeenschappen,
die in de middeleeuwen Hanzesteden waren en alle over een zowel qua inhoud
als omvang belangrijk middeleeuws archiefbestand beschikken
2. de betrokken steden speelden in de 17e en 18e eeuw een toonaangevende rol in
het gewestelijk bestuur
3. alle vier gemeenten hebben een omvangrijke historische stadskern.
Deze drie punten kunnen gemakkelijk als objectieve kriteria dienst doen, waarmee
men tot een indeling van de gemeentelijke archiefdiensten kan komen in de groepen
klein, middelgroot dan wel groot. Daartoe zou men namelijk voor het afmeten van
het middeleeuws archiefbestand het totaal van de in de gemeentelijke archiefbewaar
plaats aanwezige charters kunnen nemen. Voor het politieke belang van de betrokken
stad ten tijde van de republiek kan men het al of niet stemhebbend zijn in de Staten
vergadering als maatstaf aanvaarden. Het aantal ha ingevolge de verfijningsregel
uit het gemeentefonds voor historische stadskernen tenslotte kan men als derde
kriterium accepteren.
Natuurlijk zijn hier bezwaren tegen in te brengen: onder de in de betrokken archief
bewaarplaatsen bewaarde charters zullen er ongetwijfeld vele uit de 17e en 18e
eeuw zijn. Hier staat dan weer tegenover, dat ook zij een speciale materiële ver
zorging en archieftechnische bewerking behoeven. Bovendien zal een andere maat
staf voor het berekenen van het middeleeuwse archiefbestand ongetwijfeld tot een
ingewikkelde rekenarij leiden.
Zo zou men ook bezwaar kunnen maken tegen de andere twee genoemde punten:
een stad kan door oorlogsgeweld of andere rampen ernstig getroffen zijn en thans
een veel kleinere historische stadskern bezitten dan in vroeger eeuwen. Ook het
stemhebbend zijn in de Statenvergadering van het gewest in de 17e en 18e eeuw is
al bij voorbaat een punt waaraan de Noord-Brabantse en Limburgse gemeenten
niet zullen kunnen voldoen.
Hier tegenover staat dan weer, dat er veel meer kriteria zijn, die volgens ons in aan
merking genomen moeten worden, wil men tot een verantwoorde afbakening van
het begrip "middelgrote archiefdienst" komen. Daarnaast dienen we goed te be
seffen, dat ieder van deze kriteria slechts een indicatie en ook niet meer dan dat
zal kunnen zijn. Het is bovendien zo, dat naar onze mening een archiefdienst beslist
niet aan alle te noemen kriteria zal behoeven te voldoen om middelgroot genoemd te
kunnen worden. Wel zou een archiefdienst aan een aantal te stellen kriteria moeten
voldoen om tot de kategorie middelgroot gerekend te kunnen worden.
Daarbij is uiteraard een afbakening zowel naar beneden als naar boven noodzake
lijk. Daarom hebben wij nog een aantal eenvoudig te beantwoorden vragen in onze
beschouwing betrokken. Deze zijn:
383