E. P. de Booy, De Weldaet der scholen, Het plattelandsonderwijs in de provincie Utrecht van 1580 tot het begin der 19de eeuw. Utrecht1977, Stichtse Historische Reeks, 3, prijs 70, Mevrouw de Booy promoveerde vrijdag 1 april cum laude op het bovengenoemde proefschrift aan de Utrechtse Universiteit. Zelden zal een proefschrift van een ar chivaris zo direct in verband staan met de dagelijkse bezigheden. Zij deelt zelf mede in de Inleiding, dat een verzoekschrift van enige inwoners van Linschoten uit 1691 de aanleiding was tot haar studie. Enige jaren geleden hoorde ik haar spreken over dit onderwerp voor het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap te Amsterdam. Vooral de aanwezigen uit archieven waren getroffen door hetgene zij mededeelde over de volgorde van het leren: eerst lezen, dan schrijven en dan eventueel ook rekenen. Sedertdien bekeek ik de handtekeningen onder de ondertrouwakten anders dan voorheen. Sinds het ogenblik dat ik de dissertatie in handen had, kreeg ik weer veel verrassende nieuwe gegevens. Allereerst de inhoud: In deel I behandelt mevrouw de Booy "De Provincie" in het algemeen. Ik laat de hoofdstukken volgen: 1. De situatie in 1593. 2. De invloed van de Dordtse synode. 3. Verbetering der traktementen. 4. Schoolverordeningen. 5. De inhoud van het onderwijs. 6. Leeromstandigheden. 7. Maatschappelijke positie van de schoolmeesters. 8. Bijscholen. 9. 1750—1795: Verstarring en beweging. 10. 1796-1816: De nieuwe onderwijswetgeving en haar uitwerking. In deel II behandelt ze elf dorpen op gedetailleerde wijze. Uiteraard begint ze haar keuze te motiveren: zoveel mogelijk wilde ze verschillen in economisch, sociaal en godsdienstig opzicht tot hun recht laten komen. Zowel dorpen uit zandgebied als kleistreek, en zowel roomse als protestantse werden gekozen. Haar keuze werd na tuurlijk ook bepaald door het feit, welke archieven goed bewaard waren gebleven. Naast de officiëler archieven van provincie en gemeenten waren de kerkelijke ar chieven en de huis- en familiearchieven!!) van de grootste betekenis. Wegens gebrek aan materiaal moest ze b.v. een vissersdorp als Bunschoten laten schieten. De be voorrechte dorpen, die een plaats in dit boek kregen, zijn: 1. lutphaas, 2. Linschoten, 3. Zuilen en Westbroek, 4. Abcoude en Baambrugge, 5. Bunnik, 6. Soest, 7. Leusden, 8. Amerongen en Leersum. Deze hoofdstukken geven niet alleen een mooi overzicht van het onderwijs in de betreffende dorpen, maar ook eigenlijk een zeer duidelijke en interessante geschie denis van het dorp zelf. Ik nam het boek mee bij een logeerpartij in Amerongen en geboeid las iedereen daar de pagina's 230240! Mijzelf interesseerde het allermeeste de gegevens over de schoolboeken. School boeken zijn kapot gelezen en daardoor slecht of zelfs in het geheel niet bewaard. Ik hoef niet te zeggen, dat Deel I 5 "De inhoud van het onderwijs" een beschouwing over de verschillende schoolboeken geeft. Maar wel wil ik er hier aan toevoegen, dat bij de 28 bijlagen (p. 249349) van zeer verschillende aard no. 10 "Leerboeken" (p. 268-288) een duidelijk overzicht geeft van de thans nog terug te vinden uitgaven, met allerlei verschillende bijzonderheden. Onvermijdelijk is het, dat er wel eens een fout is gemaakt. Ik denk dan aan de promotie terug. Ieder heeft zo zijn eigen [344] stokpaardjes; ik bladerde daar door de index, zag Pieter Mortier genoemd en ver wonderde mij ten zeerste over de aanwezigheid van deze befaamde internationale uitgever in dit proefschrift, en nog wel aan het einde van de 18de eeuw (p. 64, 122 en 280). Bij mijn weten had de familie na 1782 zelfs nooit meer iets gedrukt! Toch wat zenuwachtig, daar ik juist een verhaal over deze familie naar de drukker had gezon den, troffen de woorden van een hooggeleerde opponens mij zeer: de mededeling over de uitgaaf van Mortier had hem verbaasd en hij vroeg een nadere uiteenzetting. Hij bleek daar echter een geheel andere bedoeling mee te hebben. Zo werd Pierre Mortier aan de Utrechtse Universiteit op 1 april op hoog niveau besproken, terwijl in werkelijkheid de Leidse drukker David du Mortier, die veel voor het Nut werkte, de uitgever in kwestie was geweest. Maar een dergelijke vergissing overkomt iedereen. Ik vertelde dit verhaal slechts als curiositeit en ik kan verzekeren, dat zelfs ingewijden op speciale gebieden in het proefschrift van mevrouw de Booy verrassende en onbekende gegevens kunnen aan treffen. Het boek is voorzien van aardige illustraties en het is te begrijpen, dat de Stichtse Historische Reeks dit als deel 3 in haar serie uitgaven opnam. Voor het archiefwezen is het ook een belangrijke zaak, dat iemand uit zijn midden naast de voortreffelijke behartiging van de eigen taak tot een dergelijke prestatie in staat bleek. I. H. van Eeghen S. J. Fockema Andreae f, Warmond, Valkenburg en Oegstgeest, herdruk van een viertal artikelen, met een inleiding van dr. D. P. Blok, Apparaat voor de geschiedenis van Holland, deel 7, Dordrecht 1976, 78 blz., prijs 12,50 te storten op postgiro 2680034 t.n.v. Serie Apparaat te Leiden. In dit bundeltje zijn de nog altijd zeer lezenswaardige artikelen samengebracht, die Fockema Andreae tussen 1930 en 1935 schreef over de tol aan het Warmon derhek, Warmond, de Hollandse grondheerlijkbeid Valkenburg en het middel eeuwse Oegstgeest. In de inleiding van dr. Blok over Fockema Andreae en de Hollandse dorpsge schiedenis vinden we na enige opmerkingen over de beoefening van deze geschie denis, die in de 19de eeuw langzamerhand van de grond kwam, een karakteris tiek en beoordeling van deze vier opstellen. Curieus is dat in de Rijnlandse dor pen de Bataafse omwenteling niet in de laatste plaats werd gevoeld als een bevrij ding van de Leidse overheersing. Blok wijst erop, dat Fockema Andreae aan de dorpsgeschiedenis iets heeft willen toevoegen: hij wilde het dorpsleven in het verleden zo concreet, zo grijpbaar mo gelijk voor zich zien en weergeven. De herdrukte opstellen tonen, welke bronnen men daarvoor kan aanboren, hoe men ze behandelen moet en hoe men de gege vens kan groeperen om ze te doen spreken. Ook de vraag wat er in de jaren der tig van deze eeuw nog restte van middeleeuwse toestanden ging hij daarbij niet uit de weg en daarmee gaf hij o.a. het Groene kerkje en de Beukenhof, de oude Voskuil, een wijd historisch perspectief. J. H. van den Hoek Ostende 345

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 37