Kohl in dit werk. Noten onder deze regesten vermelden of de oorkonde op perka
ment of papier is geschreven, voorts opgave van de zegels met afmetingen, rand
schrift en wapenbeschrijving. Daarentegen wordt bij de gildebrieven, p. 42, no. (69),
bv. Privilegiën und Gildebriefe der Wandmachero.a. uit 1362, niet vermeld of
er zegels aan hangen van graaf of meesters. Enkele 13de-eeuwse oorkonden in het
Latijn zijn vrijwel in haar geheel afgedrukt, p. 116, Urk. 73—75.
Grote series "Regierungsprotokolle", "Gerichtsprotokolle" en "(Rechen)Kammer-
protokolle", waarmee te onzent een dergelijke inventaris zou beginnen, vindt men
hier in afdeling 23. Er zijn trouwens meer verschillen. Hier te lande behoort een
inventarisnummer te beginnen met een substantief, dat een akte aanduidt (resolutie,
brief, testament), in de inventaris Burgsteinfurt beginnen daarnaast vele nummers
met een uitdrukking voor een handeling (p. 11, no. 109 Rückgabe der von der ver
witweten Grafin beim ehemaligen Hofmeister v. Dorth zu Medelaer depo-
nierten zwei Koffer met B. Archivalien im Jahre 1754; p. 203, no. (888) Ankunft
des Erbprinzen von Oranien in Lingen im August 1799 und Anwesenheit holland.
Offiziere in der Gf.B.) of soms voor een begrip (p. 37, no. 400 Feuerwehr zu Burg
steinfurt of met de naam van een persoon. Ook het "u.a." (p. 74, 75) is in
Nederlandse inventarissen niet gebruikelijk. Een inventarisnummer als 1105, p. 121,
onder het hoofd Patronat über Kapelle Hesselskirche, Kirchspiel Nordwalde:
"(1287ff.) 18121822 (wie 1104). Urkundenabschriften 1287ffAkten 1812—1822"
is voor Nederland ondenkbaar.
Maar al is dit werk geen inventaris in de orthodoxe zin van onze Handleiding, het
is een lezenswaardig en belangwekkend boek. De Gnadensachen (p. 44) geven een
goed overzicht van wat al zo bij de graaf van Bentheim aan de orde kwam. Men
vindt gegevens over de 18de-eeuwse postverbindingen tussen Nederland en Noord -
West-Duitsland via Bentheim, o.a. over Naardense post. Het boek wemelt van de
thans-Nederlandse namen, en voor Nederlandse genealogen op zoek naar de her
komst van hun geslacht of naar spoorloze familieleden kan het een onschatbare bron
blijken te zijn, zie b.v. p. 8, no. 63 Abzugsgeld des von Neuenhaus nach Amsterdam
verzogenen L. Lubeley, 18001803; p. 8, no. 60 Abzugsgeldfreiheit für den aus
Deventer nach Veldhausen verzogenen Kaufmann Henrich Budde, 1799; p. 66 (796)
Ehevertrage und Erbschaftssachen, betr. insbes. Familie Palthe 15411771. De uit
voerige Index zal daarbij goede dienst doen.
Duidelijk blijkt, dat de taal, waarin de oorspronkelijke charters en stukken zijn ge
steld, een Nederduits was, dat het Nederlands zeer na staat; vele termen zijn voor
de lezer in het Hoogduits vertaald. Vóórnamen worden in dit Nederduits verbogen,
zoals soms nog in het Hoogduits voorkomt. Staat echter deze voornaam in het regest
in de nominatief, dan is het normaal de verbuigingsuitgang weg te laten, p. 111, Urk.
70, regel 5: Otten, lees Ott(o).
Een staat of overzicht van de graven en vorsten van Bentheim en van de heren en
graven van Steinfurt zou voor de lezer verhelderend hebben gewerkt.
En waarom vóór het afdrukken van deze inventaris niet even een vraag aan de
Rijksarchivaris in Gelderland over "Diederich van Bemmet(?)", p. 49, Urk. 10, 1644
okt. 12? Ten rechte: Diederik van Bemmel, raad ordinaris in het Hof van Gelre en
Zutphen, sedert 1 augustus 1632 als oudste raadsheer Stadhouder van de Lenen.
Wanneer men in Urk. 101 (p. 129, cf. p 131, Urk. 106) heeft gelezen over "eine Kamp
oder Hachzwischen den Hagen desen men denkt aan de hagepreken
uit de 16de eeuw en aan 's-Gravenhage, is het voor een Nederlander niet moeilijk te
begrijpen, dat (p. 130, Urk. 103) de graaf een mud mout uit de Hach van Arnd van
der Molen ("aus Arndes Haghe van der Molen") verkoopt en dat daarom bij de
naam van deze Arnd van der Molen in de Index het woord Haghe behoort te ver
vallen.
De heilige met een zwaard, p. 110, Urk. 66, is Paulus: het attribuut van Petrus is
een sleutel.
Achterin de inventaris vindt men een fraaie, niet gedateerde kaart van de graaf
schappen Bentheim en Steinfurt, van de hand van loannes Westenberg (t Oldenzaal
1636), te Amsterdam uitgegeven.
Het mooiste van dit boek is de laatste afdeling, die van de zegelfoto's, waaraan de
afbeeldingen van een achttal notaris-signetten en van zeven handtekeningen van
graven van Bentheim(-Tecklenburg-Steinfurt) zijn toegevoegd. De schrijvers zijn
begrijpelijkerwijze voldaan over het feit, dat zij verscheidene zegels van Bentheim-
Steinfurtse regeerders konden afbeelden, die niet of in slechtere staat voorkomen in
Die Westfalischen Siegel des Mittelalters (4 din., 18821900). De eerste van de acht
bladzijden met afbeeldingen is in kleurendruk uitgevoerd; deze vertoont het prach
tige ruiterzegel van Boudewijn graaf van Bentheim uit 1241; zijn wapen is op het
schild aan zijn linkerarm niet te onderscheiden, maar dat vindt men op het contra
zegel, afb. 10: zes penningen, 3, 2, 1 geplaatst. De penningen blijven het Bentheimse
wapen, alleen hun aantal verandert: graaf Egbert, 1295, voert zijn schild bezaaid met
penningen(afb. 13, 14) en latere graven volgen hem daarin na.
De gegevens over de afgebeelde zegels vindt men op blz. 279 tot en met 285. Even
als op verscheidene niet-afgebeelde zegels, in noten onder de regesten beschreven,
p. 148, Urk. 151 Hinrik tor Molen (in zijn randschrift: de Molendino) 1402 een
watermolenrad; p. 153, Urk. 159 Koep Busch 1449 in het schildhoofd drie boom
stammen vindt men hier verscheidene sprekende wapens: afb. 36 Asmoet van
Hundeme 1391, een hond; afb. 79 Heinrich Lüninck, 1566, een mus (Lüning).
Het randschrift van het tegenzegel, afb. 23, van Ludolf Edelherr von Steinfurt 1355,
"per me secreta teg(untur)" kan strekken tot bewijs van de theorie van wijlen
Dr. Kittel1: hij kende dit randschrift reeds uit 13332. Hij beschouwt een tegenzegel
(contrasigillum, in randschriften soms clavis sigilli) als een middel tegen oorkonden-
vervalsing, maar neemt aan, dat de eigenlijke secreta of geheime zegels zijn ontwor
pen voor gesloten brieven, waarvan de inhoud voor de geadresseerde geheel alleen
was bestemd. Zegelaars, die waarschijnlijk geen eigenlijk contrasigillum bezaten,
moeten dan hun briefzegel zijn gaan gebruiken als tegenzegel.
Deze zegelafbeeldingen vormen een goede afsluiting van het boek.
E. C. M. Leemans-Prins.
1 Erich Kittel, Siegel. Braunschweig 1970, p. 145; idem Siegelstudien, I Briefverschlusz-
siegel, Rücksiegel, Sekrete, in: Archiv für Diplomatik 5/6, bd. 1959/60, p. 430.
2 Erich Kittel, a.w., p. 148.
343