3. Boekhouding: administratieve verwerking van de betaling. Sinds 1924 zijn in alle provincies ongeveer gelijkluidende voorschriften van kracht. Ze zijn simultaan te vinden in de uitgaven in de literatuurlijst vermeld (zie onder) en verder in de provinciale bladen van elke provincie. In 1931 zijn zij alle opnieuw bij K.B. bekrachtigd. De "Boekhoudvoorschriften gemeente-ontvanger 1951", vastgesteld bij K.B. van 2 augustus 1951 (Stbl. 337) maakten een einde aan de provinciale verschillen In artikel 1 4de lid werden echter de colleges van B en W onder goedkeuring van G.S. gemachtigd, andere methoden dan strikt volgens de voorschriften te gebruiken De verscheidenheid werd dus in feite veel groter, daar van deze mogelijkheid alge meen gebruik werd en wordt gemaakt. Enkele meer recente wijzigingen in de minis teriele voorschriften hadden geen gevolg voor de archiefvorming. Voor de theoretische achtergrond verwijzen wij naar een "Studie inzake organisatie inanciele administratie en kasbeheer der gemeente", verricht door de Vereniging van Gemeenteaccountants, en gepubliceerd in Financieel Overheidsbeheer 41 (196(5) an. 4, p.p. 47-66. 3.1. ontvanger wordt TCht'fi,?gSPrOC?dUrC gaan de Stukken naar de ontvanger. Deze functionaris r?iTmi geSCh°rSt 611 °ntSlagen d0°r de «nteraad, om zijn on- ankehjkheid te handhaven, evenals dat gebeurt t.a.v. de secretaris en de archiva ris Zijn positie en werkzaamheden zijn geregeld in de Gemeentewet, artikel 113- b. De gemeenteraad moet ook een instructie voor hem vaststellen. De gemeenten kunnen onder voorwaarden ontheffing van de benoeming van de ontvanger in de lopende nummering zijn, maar ook een nummering van 1 -n, die per volgnummer van de begroting opnieuw begint. Een extra kolom kan dienen om te vermelden, hoeveel een bepaalde crediteur of debiteur na de onderhavige betaling nog te ver wachten heeft of schuldig is. Ook kan na elke betaling een subtotaal per begrotings post zijn opgenomen. Sinds de invoering van de secretariekaart in de 50-er jaren, gebeurt het vaak, dat de kaart een doorslag is van de inningsopdracht of het bevelschrift, of andersom De uitgebreide informatie, die de kaarten daardoor bevatten in een systematische en hanteerbare vorm, maakt de secretariekaart tot een waardevolle informatiedrager De oudere secretarieregisters bevatten de betalingsgegevens meestal slechts in summiere vorm. Tegelijk met het opmaken van de secretariekaart en de inningsopdracht of bevel schrift kan ook de vervaardiging van een serie zgn. "moedermandaten" plaatsvin den, dit zijn verzamelopdrachten, bestemd voor de bank. In feite zijn dit doorslagen van model H II. Dit komt na afhandeling door de bank op het gemeentehuis terug ter verwerking in de boekhouding. (Op welke wijze dit gebeurt, komt hieronder aan de orde). De moedermandaten zijn wel afgedrukt op een soort vleeswarenpapier dat heel ge makkelijk scheurt. zin van de Gemeentewet krijgen van Gedeputeerde Staten. Omwille van de over zichtelijkheid van de procedure is echter in dit artikel uitgegaan van de, vaak fictieve, aanwezigheid van de gemeenteontvanger. 3.2. betalingshandeling Elke betalingshandeling per kas gaat gepaard met een bewijs van betaling in de vorm van een kwitantie, een handtekening op een al eerder opgemaakt stuk, of, tot voor enkele jaren, de rechterstrook van een postgirobiljet. Deze stukken worden opnieuw aan het bevelschrift toegevoegd, en maken te zijnertijd ook weer deel uit van de bijlagen tot de rekening. Alleen de dagafschriften of saldobiljetten van de post cheque- en girodienst en van de banken, waarmee de gemeente relaties onderhoudt, worden tot chronologische series verzameld. 3.3. registratie van de betaling 3.3.1. chronologische verwerking hulpkasboeken etc. Talrijke kleine inkomsten van bepaalde categorieën, bijvoorbeeld belastingen, secre tarieleges, mogen worden geadministreerd in een hulpkasboek. Afzonderlijke hulp kasboeken mogen worden gecombineerd tot één tabellarisch hulpkasboek, waarin voor elke soort belasting één kolom is ingericht. De totalen uit de hulpkasboeken moeten periodiek naar het kasboek van inkomsten worden overgebracht. De periode varieerde per provincie van dagelijks tot maande lijks. (Oudere benamingen zijn: journaal van ontvangsten voor de hondenbelasting, voor de hoofdelijke omslag; dat voor secretarieleges heet in de wandeling "legesre- gister"). De kosten van girobiljetten en de portokosten voor overschrijvingen moes ten op aparte lijsten worden vermeld, die eens per drie maanden naar het kasboek van uitgaven werden overgebracht. De verplichting tot deze lijsten is in 1951 opge heven. Tegenwoordig mag men naar behoefte hulpkasboeken aanleggen. kasboeken Het kasboek van inkomsten en het kasboek van uitgaven, ingericht volgens resp. Model I en Model II, bevat de volgende gegevens: chronologisch volgnummer van de boeking (dit is niet het volgnummer van afgifte van bevelschrift of inningsop dracht), datum, betalingsgegevens en verwijzingen naar het grootboek, en zo nodig het verzamelpostenboek. Beide komen hieronder aan de orde. In de provincie Overijssel was in plaats van het gewone kasboek met hulpboeken van inkomsten ook een tabellarisch kasboek van inkomsten toegestaan, met kolom men voor de veel voorkomende inkomsten. Sinds 1951 heten de beide modellen dagboek. De indeling is gewijzigd: met de uitbreiding van het betalingsverkeer via bank en giro is in 1951 het kasboek van gedaante veranderd. De inkomsten en uit gaven, die via de bank of giro worden verricht, splitst men via een meerkolomssys- [305]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 17