Personalia die gelegenheid werd een lijst opgesteld van de stedelijke archivalia, die behoorde bij de door burgemeester en wethouders op 20 september 1883 goedgekeurde akte van overneming en bewaargeving. Uiteenlopende manieren van eigendoms aanduiding op de stukken zelf, het niet consequent vasthouden aan de regel, dat wat niet gemerkt was, stadseigendom was, kennelijke slordigheden en vergissin gen, dat alles heeft geleid tot problemen, waar men nu nog niet uit is. Het is zeer te loven, dat collega Schuitema Meijer het materiaal dat hij verzamel de in de vijfentwintig jaar dat hij ambtshalve met deze kwestie te maken had, niet uitsluitend in nota's en besprekingen heeft vastgelegd, maar dat hij het mede gebruikt heeft bij de samenstelling van dit boeiende boek. Men vindt daarin trouwens meer dan deze 19de en 20ste eeuwse archiefperikelen, zoals uit de titel al blijkt. Het begint met de oude stadskist, waaraan het in 1975 in gebruik genomen archiefgebouw zijn naam "De Stadskiste" ontleent, en ver volgt met de geschiedenis van het stadsarchief tot omstreeks 1594 en in de perio de van de republiek. Daarbij komen uiteraard de functionarissen als secretarissen en syndici en de door hen en op de stadsschrijfkamer gevoerde administratie aan de orde. De bijzondere positie van de stad Groningen met uitgebreide bezittingen in de provincie bracht de standsrentmeesterschappen mee en verder waren er als archiefvormende instanties de advocaat-fiscaal, kleine stedelijke colleges als col lege van gilde-, water- en stapelrecht, het college van de kluft, de commissarissen van recht en de weeskamer, en het predikantenkantoor. Dit alles is zeer gedocu menteerd beschreven en daarmee heeft de auteur bij zijn vertrek zijn dienst een fraai en nuttig afscheidsgeschenk en zijn collega's een voorbeeld ter navolging ge geven-, j pp van cjen pfoek Ostende Xavier Duquenne, lnventaire du fonds Depestre de Seneffe. Archives de l'Etat d Mons. Brussel, 1976. 40 blz. Voor het toegankelijk maken van een grote verzameling brieven bestaat geen pas klaar recept. Meestal beperkt men zich tot vermelding van jaartallen en de namen van afzenders. Soms worden de brieven per categorie ingedeeld, in welk geval de namen van afzenders veelal weggelaten worden: brieven van rouwbeklag, familie brieven, brieven in verband met de uitoefening van een of ander ambt, etc.. Zel den vinden we een korte beschrijving van de inhoud van een brief de angst voor subjectiviteit zit er diep in. De samensteller van bovengenoemde inventaris heeft dit wel aangedurfd. In de 542 nummers tellende inventaris worden ca. 4000 brieven beschreven. Zij zijn ondergebracht bij de persoon waar zij thuishoren en daar in alfabetische volgorde op de namen van afzenders gerangschikt. Behalve die namen vinden we in elk nummer het jaartal (de jaartallen), eventueel plaats van afzending en functie van afzender, maar bovendien een korte vermelding van Min of meer vergelijkbare maar veel beknoptere studies zijn mij bekend over de ge meentearchieven van Gouda 1967, Haarlem 1957, Rotterdam 1957 en Schiedam 1954, terwijl over de geschiedenis van de gemeentearchieven van Amsterdam, Breda en Zutphen in periodieken gepubliceerd is (Jaarboek Amstelodamum 1938 en Ned Archie venblad 1946-1947 en 1951-1952). [270] de inhoud: "envoi de bois de rose", "traveaux d'architecture", "raffinerie de Su cre", etc. Uiteraard was gebruik van het woord "varia" niet te vermijden; vooral de brieven van familieleden bevatten kennelijk te veel onderwerpen om zich voor samenvatting te lenen. Voor de meeste brieven in dit archief geldt echter dat het onderwerp en niet de afzender het belang bepaalt voor de onderzoeker. Dat is bij meer brievencollecties in familie- en huisarchieven het geval. De bovengenoemde beschrijvingsmethode verdient dan m.i. overwogen te worden. E. P. de Booy Walter de Keyzer, lnventaire des archives de la familie de Clerque Wis- socq de Sousberghe (XIII-XXe siècles), Archives de l'Etat a Mons, Brussel, 1976. We moeten er steeds op bedacht zijn dat Belgische familiearchieven bestanddelen kunnen bevatten die ook voor de Noordelijke Nederlanden van belang zijn. De hierboven genoemde inventaris stelt wat dat betreft niet teleur. Hoewel we uit de beschrijvingen van de stukken van persoonlijke aard niet kunnen aflezen waar de handelingen plaats vonden waarvan deze stukken een neerslag zijn, zeggen namen als Van der Burch, Muys, Van Holierhoek, Bicker, Nobel en Huift toch wel iets. Kijken we naar de afdeling "realia" dan blijken de provincies Noord- en Zuid- Holland er goed in te zijn vertegenwoordigd, maar plaatsen in Utrecht en Zee land ontbreken evenmin. De meeste stukken zijn uit de 16e en 17e eeuw. Bij de latere stukken vallen twee liassen op met rekeningen en kwitanties over de jaren 1785-1817 van de fundatie van de in 1600 overleden Utrechtse burgemeester Francois van Sneeck. E. P. de Booy Op 23 juni 1977 werd in de raadzaal van het stadhuis te Delft afscheid genomen van gemeentearchivaris C. D. Goudappel, die na ruim 38 jaar aan het gemeente archief verbonden te zijn geweest, per 1 juli de gemeentedienst met pensioen ging verlaten. Hij werd achtereenvolgens toegesproken door burgemeester A. P. Oele, de nieuw benoemde archivaris drs. A. J. H. Rozemond, de voorzitter van de Ver eniging van Archivarissen in Nederland drs. B. Woelderink en twee archiefbe zoekers, de heren Hendrik Visser en Henri A. Ett. De burgemeester mocht mededeling doen van de benoeming van de heer Goud appel tot ridder in de orde van Oranje-Nassau. De heer Rozemond bood zijn voorganger het eerste exemplaar aan van een bundel Sprokkelingen, samengesteld uit diens opstellen over de geschiedenis van Delft en de Delvenaren. Tenslotte maakten velen gebruik van de gelegenheid de heer en mevrouw Goud appel de hand te drukken. Bij zijn afscheid als gemeentearchivaris van 's-Gravenhage werd drs. H. M. Menso- nides benoemd tot officier in de orde van Oranje-Nassau. Zijn opvolger, drs. H. Bordewijk, trad op 1 augustus in functie. Uit de vereniging traden J. G. F. M. G. baron van Hövell tot Westerflier te Ohé en Laak Mej. K. Mak te Nijmegen [271]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1977 | | pagina 40