in de richting van een hulpwetenschap van die sociale wetenschappen. Ze ver liest geleidelijk het vroegere "eigen objekt" dat door de andere, meer gedifferen tieerde sociale wetenschappen wordt overgenomen. Specifiek voor de geschiedbe oefening wordt daarentegen haar funktie, die in wezen uit toetsing bestaat. Ge beurtenissen waarbij modelbouw zich aan de historicus opdringt (bv. de Revolu tie van 1789) laten die ontwikkeling al duidelijk zien. Dat brengt mee dat de schriftelijke historische bron geleidelijk haar exklusieve of bevoorrechte status dreigt te verliezen. Er worden steeds andere reeksen gevon den die een kwantitatieve, of bronnen die een abstraherende benadering mogelijk maken: voorwerpen, afstanden, afmetingen, kleuren, veranderingsritmen en -kur- ven, enz. Terwijl tegelijk de onmiddellijk afleesbare symbolische betekenis van een archiefstuk (en daarmee de uitgave ervan) van minder belang wordt: het do- kument dient een lange reeks behandelingen te ondergaan vóór het zijn plaats binnen het model prijsgeeft of de konstruktie van zo'n model mogelijk maakt. Dat dit heel bijzondere en nieuwe eisen stelt aan het archiefpersoneel dat de bron nen dient te ontsluiten, behoeft geen betoog: niet alleen dient het grondig zijn archiefbestand te kennen, ook moet het er goed van op de hoogte zijn op welke veelheid van manieren de bronnen bewerkt en ondervraagd kunnen worden. In Frankrijk is men daar eigenlijk nog nauwelijks aan toe, bij gebrek aan vorming, geld en personeel, én vanwege de kloof die er tussen archivarissen en historici vaak bestaat. Ook de wedijver die de verhouding tussen de geschiedschrijving en de andere sociale wetenschappen vaak nog kenmerkt, werkt in veel gevallen ver lammend. Reden temeer om, in Frankrijk zo goed als in Nederland, voor de vor ming van een groot overlegorgaan te pleiten waarin alle partijen vertegenwoor digd zijn en waar tenminste over de absolute prioriteiten kan worden gesproken. Hoe het er daarmee in Nederland voorstaat, is mij niet bekend, in Frankrijk lijkt het gewicht van de bestaande strukturen voorlopig nog te groot om daar serieus aan te denken. W. Frijhoff Willem Frijhoff werd 31 mei 1942 te Zutphen geboren. Hij bezocht het seminarie te Apeldoorn en studeerde filosofie en theologie te Huis te Heide en Rijsenburg en ge schiedenis aan de Sorbonne. Afgestudeerd in 1970 is hij sindsdien werkzaam als assis tant de recherches aan het Centre d'Anthropologic Religieuse Européenne van de Ecole des Hautes Etudes en Sciences Sociales (ex.-E.P.H.E., Vie section). Van februari 1977 af is hij als attaché verbonden aan de Service d'histoire de l'éducation van het gelijkna mige ministerie te Parijs. Voordrachten hield hij op zijn vakgebied te Parijs, Napels en Barcelona. Hij maakt deel uit van de parijse studiegroep voor universiteitsgeschiedenis en van de "Groupe d'His- toire religieuse". Een proefschrift is in voorbereiding over het Oratorie en Noord-Ne derland in de 17e en 18e eeuw. Verder houdt hij zich vooral bezig met geschiedenis van onderwijs en onderwijskongregaties. Een curriculumonderzoek naar studenten te en uit Zutphen (Middeleeuwen tot 1815) is in een vergevorderd stadium. [262] Publikaties Le prêtre francais a l'époque moderne (met Dominique Julia), in: Concilium, sept. 1969, p. 123-131 (franse editie). La fonction du miracle dans une minorité catholique: Les Provinces-Unies au XVIIe siècle, in: Revue d'histoire de la spiritualité, tome 48 (1972), 151-177. Le besoin de partage: l'Eglise catholique dans la société néerlandaise, in: Perspec- tiva Social (Barcelona), nr. 1 (1973), 133-164. Heeft het Franse structuralisme toekomst?, in: Wending, okt. 1973, p. 417-431. Nederlanders in krijgsgevangenschap te Avallon (Frankrijk), 1746-1749, in: Gens Nostra, jg. 28, nr. 2 (1973), 46-54. Fêtes inavouables, in: Après-demain, nr. 157 (okt. 1973), 29-32 (over makabere ge stalten van het feest). Valeurs et valorisations. Reflexions a propos d'un pèlerinage, in: Spiritus, nr. 55 (jan. 1974), 75-89. Ecriture Sainte et prophéties postbibliques. In: L'histoire du texte. Recherches sur le róle du livre dans le christianisme, uitg. van de univ. Paris-XII, p. 31-37 (1975). L'alimentation des pensionnaires a la fin de l'ancien régime (Auch, Beaumont en Auge, Molsheim et Toulouse), Annales, 1975, 491-504 (met Dominique Julia). L'éducation des riches. Deux pensionnats: Belley et Grenoble, Cahiers d'histoire, 1976, 105-131 (met Dominique Julia). Ecole et société dans la France d'ancien régime, Ecole des Hautes Etudes en Scien ces Sociales, Cahiers des Annales, no. 35 (1976) (met Dominique Julia). Noord-Nederlandse leerlingen aan de Veeartsenijschool te Alfort in de Franse tijd. In: De Nederlandse Leeuw, jg. 93 (1976), 372-377. In druk zijn (o.a.): Etudiants hollandais dans les colléges frangais (XVIIe-XVIIIe siècles). Te verschij nen in: Lias. Etudiants néerlandais a I'Académie d'équitation d'Angers (XVIIe-XVIIIe siècles). Ibidem. Une école urbaine au XVIIIe siècle: la "Propagande" de Montpellier (samen met M. M. Compère). Voor de Mélanges L. Dermigny. Official and Popular Religion in Christianity (Late Middle Ages and Early Modern Times). In de bundel "Official aid Popular Religion" (Sociol. Inst. Univ. Utrecht). Les prophéties populaires dans les provinces-Unies (XVIIe-XVIIIe siècles). Te ver schijnen bij Hachette, Parijs, 1977. [263

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1977 | | pagina 36