Bij het Rijks Centraal Laboratorium te Utrecht is dit door deskundigen proefon
dervindelijk aangetoond. De kosten bedragen ongeveer 50,per dag, waarbij
wordt aangetekend dat er per dag ongeveer 4 M3 boeken en papieren behandeld
kunnen worden. Men dringt aan op transport in gesloten kisten.
De informatie, dat ook de Holland-Amerika Lijn te Rotterdam de gezochte ont
smettingsinrichting zou bezitten blijkt onjuist te zijn.
Op 20 november 1915 worden bovenstaande resultaten door de minister aan de
heer Fruin meegedeeld. Hij krijgt tevens de opdracht uit te maken aan welke aan
bieding hij mede met het oog op de kosten de voorkeur geeft. Het lijkt de
minister het beste om de Gouverneurs van Suriname en Curagao te verzoeken de
stukken eventueel vergezeld van enige schriftmonsters rechtstreeks uit West-
Indië te adresseren aan het Koloniaal Etablissement te Amsterdam, van waaruit de
archivalia ter ontsmetting zullen worden doorgezonden.
De Algemene Rijksarchivaris adviseert om op het Utrechtse goedkopere aanbod in
te gaan. De minister gaat met dit voorstel akkoord en in de eerste dagen van de
cember 1915 ontvangen burgemeester en wethouders van Utrecht het op 30 no
vember 1915 gedateerde bericht,
"Ik draag den Gouverneur van Suriname en van Curagao op om uit den voorraad
eenige waardelooze stukken uit de verschillende tijdvakken af te zonderen en aan mij te
doen toekomen. Ik zal deze stukken dan aan Uw College doen geworden tot het onder
zoek, in de laatste twee leden van Uw aangehaalden brief bedoeld.
De te ontsmetten stukken zelve zullen rechtstreeks van wege het Koloniaal Etablissement
aan den Ontsmettingsdienst Uwer Gemeente worden toegezonden. Aangezien de verza
meling van de archiefstukken in Suriname en in Curagao is opgedragen aan denzelfden,
van hier uitgezonden persoon, die zich thans in Suriname bevindt, zullen u eerst gewor
den de Surinaamsche stukken en eenigen tijd daarna die uit Curagao".
Aan de Minister van Financiën wordt gevraagd om de invoer van de archiefbe
scheiden in ons land te willen bespoedigen. Uit de betreffende brief verzonden
1 december 1915 blijkt, dat het transport van de stukken in het voorjaar van
1916 zou plaatsvinden in twee zendingen en per stoomschip van de Koninklijke
West-Indische Maildienst en dat het gaat om stukken van vóór 1816.
De gouverneurs van Suriname en Curagao ontvangen tevens de opdracht om met
de heer Morren die met de overbrenging van de oude archieven belast was
te overleggen. Morren zelf is blijkbaar van een en ander niet zo goed op de hoog
te. Bij de passage over de verzending van de stukken staat de aantekening, dat hij
per particulier schrijven spoedig (zelfs telegrafisch) bericht van het verzendadres
heeft verzocht. "Zoo daartoe termen mochten worden gevonden ware dit te seinen,
doch dan tevens de toezending van waardelooze papieren uit denzelfden tijd. Al
dus zou het telegram wel wat omslachtig worden". Of Morren de door hem ge
vraagde informatie ook werkelijk heeft ontvangen kon ik uit de mij ter beschik
king staande gegevens niet afleiden
Misschien is de laatste alinea uit de brief van 30 november 1915 aan de beide
gouverneurs ook nog van belang:
"Ik teeken hierbij aan, dat een ontwerp Koninklijk besluit tot wijziging van het Regle
ment op het Notarisambt bij den Raad van State in overweging is. Er zal dus ook ge
legenheid komen om oude notariële archieven naar hier te zenden van vóór (a) 27 fe
bruari (b) 5 maart 1816".
Aan de Algemene Rijksarchivaris tenslotte wordt meegedeeld, dat de Gouverneurs
opdrachten hebben ontvangen om "spoedig eenige waardelooze stukken", als
door hem bedoeld, op te sturen. De zaak was daarmee rond.
Uit het vervolg van de ministeriële correspondentie blijkt, dat men er in Den Haag
serieus rekening mee wenste te houden, dat de Utrechtse ontsmettingsproef zou
mislukken. Dat blijkt uit de aantekening, dat de kisten met archiefstukken in dat
geval in Amsterdam zouden moeten worden "aangehouden". Maar gelukkig be
vindt zich onder de stukken een op 15 maart 1916 opgestelde verklaring van het
Utrechtse gemeentebestuur, op grond waarvan men mag concluderen, dat de zo
gewenste proef geheel was geslaagd. De waardeloze stukken, die door de Suri
naamse Gouverneur aan de Minister van Koloniën waren gezonden, waren door
laatstgenoemde op 22 februari daar aan voorafgaande aan B. en W. van Utrecht
toegestuurd. Het College van Burgemeester en Wethouders vervolgt op 15 maart
daaraanvolgende met de woorden:
"Wij zullen derhalve gaarne de Surinaamsche archiefstukken zelve doen ontsmetten en
hebben mitsdien den Voorzitter van het Koloniaal-Etablissement te Amsterdam op het
verzoek, vervat in zijn heden ontvangen schrijven, medegedeeld dat de bij hem ontvan
gen 128 kisten archiefstukken naar deze Gemeente ter ontsmetting kunnen worden door
gezonden".
De gesloten Rübner Ontsmettingsoven, zoals deze tot 1968 in Utrecht gebruikt werd.
Foto: D. Doorn, Utrecht
[242]
[243