ons met dit verblijdende feit onzen ambtgenoot in wiens loopbaan dergelijke aange
name ogenblikken tot nog toe zeldzaam waren van harte gelukwensen21. Vier menin
gen over de wijze, waarop Dozy zijn "reuzentaak" heeft aangepakt. De vijfde moge
nu ter kennis worden gebracht.
De archiefcommissie, gelijktijdig met Dozy in functie getreden heeft vanaf de chao
tische en verwaarloosde omstandigheden van de stadsarchieven op de lekkende en
door ongedierte bezochte zolders tot op het moment, waarop de archiefkasten op
de vier verdiepingen van het nieuwe gebouw aan de Boisotkade ordelijk en over
zichtelijk door de archivaris met een minimum aan hulp waren ingericht de zware
taak van Dozy begeleid met ontevredenheid en het stellen van onuitvoerbare eisen.
De kwalifikatie van de commissieleden doet vermoeden, dat zij bekwaam zouden
zijn geweest op objectieve wijze de hun opgedragen taak te vervullen. Duidelijk is,
dat zij niet in staat waren begrip op te brengen voor de eisen, die toen aan de archi
varis werden gesteld, die op zijn beurt niet wenste of niet in staat was zich aan hun
zienswijze te onderwerpen. In de controversen speelde de opvatting van de taak
van de archivaris ook een rol.
Dozy moet een collega naar Mullers hart zijn geweest, althans in meerdere opzichten.
In zijn eerste jaarrede als voorzitter van de V.A.N., getiteld Pro Domo22 wekt
Muller de archivarissen op ook buiten de muren van het archiefgebouw hun kennis
ten nutte te maken door op andere wijze aan de samenleving deel te hebben: "stelt
uw licht niet onder de korenmaat, publiceer in kranten en tijdschriften en laat het
publiek iets horen. Laat ons zorgen dat wij niet vergeten worden en dat niemand
onze schatten meer zal kunnen houden voor stoffig en beschimmeldwij willen
niet vergeten worden, wij willen leven, medeleven in den snellen en sterken stroom
van het moderne verkeer". Dozy beantwoordde bepaald niet aan het toenmalige
beeld van de archivaris als obscure persoon, verpakt in eigen wetenschappëïijTce
vooral historische interesse, schuw voor publiciteit, kortom een mistige persoonlijk
heid, dat Muller in gedachten had en dat hij met alle kracht wilden doen veranderen.
Dozy had levendige belangstelling voor de activiteiten van de Maatschappij tot Nut
van 't Algemeen. Hij was vijf jaar lang voorzitter van de commissie voor de volks
bijeenkomsten en commissaris van de Nutsspaarbank. Als lid van de Waalse kerk
was hij beheerder van de Bibliothèque Wallonne en van de Waalse Archieven, be
rustend in het gebouw aan het Pieterskerkhof 40. In 1897 volgde hij dr. W. N. du
Rieu op als secretaris van de Commission d'histoire des Eglises Wallonnes, van welke
commissie hij reeds jaren lid was.
Na het plotselinge ontslag van de conservator Kees (C. W. H.) Verster eind mei
1898 was Dozy de redder in nood door als waarnemend conservator in te vallen
en begin 1899 nam hij het secretariaat van de commissie van beheer van het stede
lijk museum "De Lakenhal" op zich22. In 1878 werd hij benoemd tot lid van de
20 Zie noot 4.
21 N.A. 1899/1900, p. 5.
22 N.A., 1894/95, p. 45-60.
23 Verslag van de Commissie van beheer van het stedelijk museum "De Lakenhal" over
het jaar 1900, bijlage van Verslag Gemeente Leiden over 1900, 1901.
Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, acht jaar later tot lid van de Histo
rische Commissie van deze maatschappij en spoedig daarna tot secretaris van deze
commissie.
Toen mr. J. C. Overvoorde in 1901 het gebouw aan de Boisotkade als gemeente
archivaris binnenging kon hij dank zij zijn voorgangers moeizame arbeid beginnen
met inventariseren, doen voortzetten van de klapperwerkzaamheden en gebruik
maken van Dozy's veelvuldige aantekeningen. Aan de door Gratama vermelde
wens van de archiefcommissie om na jaren enig resultaat van het werk van de
archivaris te zien werd toen voldaan.
Door een ruim legaat van vele nummers voor de bibliotheek en een verzameling plat
tegronden, historieprenten en getekende portretten, betrekking hebbende op Leiden
voor de prentverzameling van het gemeentearchief te bestemmen, werd Dozy's ver
bondenheid met deze stad nog eens bewezen.
De respectabele reeks inventarissen door Overvoorde en zijn medewerkers gepubli
ceerd, de overheersende persoonlijkheid van deze archivaris deed Dozy spoedig
tot een vage herinnering worden. Ruim vijfenzeventig jaar geleden verloor de
Vereniging van Archivarissen in Nederland een initiatiefrijk lid, de gemeente Leiden
een verdienstelijk archivaris, de Leidse samenleving een sociaal gemotiveerd stad
genoot24.
Annie Versprille.
Geschriften van
MR. CHARLES MARIUS DOZY
1876
President Burgers. Alg. Nederl. Studenten-Weekblad Minerva. 1876. No. 1.
Eigenbelang en gemeenschapsgevoel. Als voren. 1876. No. 5, 6.
Het gewijzigde Ontwerp van Wet tot regeling van het Hooger Onderwijs. Als voren
1876. No. 10.
Studententijdschriften 17701865. I. Braga 184243. 11. Gedenkschriften van een stu
dent 1838—41. Als voren 1876, No. 19, 20, 32, 33.
Het Hooger Onderwijs in Italië. Als voren 1876. No. 26, 27.
Het dagboek van een Professor. Als voren 1876. No. 30.
Het bezit in de doode hand. Staatk. en Staathuishoudk. Jaarboekje. 1876.
1877
Onze tegenwoordige statistiek. Als voren 1877.
1881
Kaf en koren uit de Amsterdamsche Puiboeken. Nederl. Kunstbode 1881.
1882
Het verzamelen van munten en penningen. Leiden, A. W. Sijthoff 1882. 8°.
Handboek voor den verzamelaar. Dl. III.
Sparsa uit Amsterdamsche Registers Archief v. Nederl. Kunstgeschiedenis V.
Jacob Vennekool en anderen. Als voren V.
24 In mijn artikel De opnening van het nieuwe Archiefgebouw te Leiden op 4 maart 1970,
N.A. 1970, p. 118, 5e al. werd Dozy's leeftijd abussievelijk op 42 jaar gesteld. Dit moet
zijn 48 jaar.
[235]