en boeken. Zo werd de archivaris bijvoorbeeld opgedragen drie dagen per week te
besteden aan de beschrijving van de boedelpapieren van de weeskamer. Op een
klacht over de onverwarmde bewaarplaats (1895) was de onvriendelijke reactie van
de commissie, dat zij verwarming nooit noodzakelijk heeft gevonden en het gemis
niet kan betreuren
Als bijlage van het jaarverslag over 189712 werd een globale inventaris opgenomen
van de in het dépot aan de Boisotkade opgestelde archieven, waarin de inhoud van
elke kast was aangegeven. In deze tijd ordende Dozy een grote hoeveelheid aan
tekeningen, nagelaten door Frans van Mieris en Daniel van Alphen, deels gebruikt
voor hun Beschrijving der stad Leiden (Leiden 1762-1784) en deels aangelegd voor
hun voorgenomen maar niet uitgevoerde stadskroniek; aantekeningen van De Mal-
noë13, van Leidse stads-pensionarissen, -griffiers en -secretarissen voor eigen gebruik
en uit zucht tot verzamelen en de aantekeningen van de stadsarchitect Salomon van
der Paauw, bijeengeschreven tengevolge van een crediet hem door B. en W. verleend
voor het copiëren van belangrijke archiefstukken. Het is een hoogst irritant werk
geweest deze rijstenbrijberg te doorworstelen, te schiften en te scheiden. Dozy
spreekt over "een warboel". Deze warboel resulteerde in 26 portefeuilles aantekenin
gen betreffende de geschiedenis van Leiden14, een verzameling, die nog steeds bij
archiefonderzoekingen wordt geraadpleegd, eveneens kleinere knipsels, die werden
opgeplakt op bepaald formaat papier en in kartonnen dozen geborgen. Een typische
Dozy-methode was het plan om verschillende reeksen o.a. gerechtsdagboeken door
te werken en de aantekeningen bij de stroken te voegen (zie jaarverslag 1896). De
commissie drong aan op spoed met dit werk, waarna meer tijd aan inventarisatie kon
worden besteed, negerende het feit, dat de inventarisatie van meerdere objecten in
behandeling was, als de weeskamer en -boedels, de ordening en beschrijving van
een grote verzameling kaarten en bestekken afkomstig van het stadhuis en de topo
grafische atlas van het museum, overgebracht naar het gemeente archief, hoofdzake
lijk bestaande uit officiële opmetingen en projecten van Leidse gebouwen, en van
honderden pakken keuren en verordeningen. Dozy maakt voorts melding van klap
perwerkzaamheden van verschillende kohieren, doopboeken, ondertrouwregisters en
begraafregisters door zeer gewaardeerde medewerkers "wier omstandigheden ver
oorloofden niet naar betaling te vragen maar naar verricht nut".
In ieder verslag weer "dringt" de commissie "aan", dat de archivaris "zich bezig
houdt" met een door haar vastgesteld object of op spoed en altijd "opdat daarna
met te meer ijver en opgewektheid andere werkzaamheden zouden kunnen worden
ter hand genomen. De commissie mag vertrouwen, dat de archivaris weldra alle tijd,
niet voor rapporten aan burgemeester en wethouders gevorderd, voor inventarisatie
en beschrijving zal besteden. De commissie mag vertrouwen, dat deze met zorg en
met kracht zal worden ter hand genomen en voor de bruikbaarheid van het archief
12 Verslag Gemeente Leiden over 1897, 1898, p. 7-53. Bibliotheek over Leiden en Omge
ving, G.A.L. nr. 15226.
13 Anthonie Cornelis de Malnoë, griffier van Leiden 1772-1795. Ir. G. L. Driessen, Salo
mon van der Paauw. Leids Journaal, 1931, p. 1 e.v.
14 Bibliotheek over Leiden en Omgeving, G.A.L., nr. 280.
[230]
vruchten zal opleveren". In het verslag over 1897 in een enigszins dreigende toon
gesteld verlangt de commissie, onder veel meer, voldoening aan art. 1 van zijn
instructie, dat de archivaris "nader zal aanduiden of beschrijven wat voor het recht
en de geschiedenis in het bijzonder van deze gemeente en in het algemeen van het
vaderland belangrijk is". Dozy reageert nuchter "dat kan pas aangepakt worden
nadat de aantekeningen geordend zijn" (de z.g. warboel). Hij gaat door met het in
ventariseren van de archieven van het kapittel ten Hogelande, waaraan hij in 1897
was begonnen, zijnde ook één van de door de commissie gewenste objecten.
Het hierboven geschetste beeld van de wijze, waarop de archiefcommissie haar taak
meende te moeten uitvoeren vindt men niet alleen in Leiden. Tien jaar eerder had
S. Muller Fz. dergelijke ervaringen opgedaan15. Muller ving de moeilijkheden tijdig
en handig op door het inventariseren van archieven, waarvan de beschrijving weinig
tijd eiste. Muller was in het vervolg bevrijd van ongewenste aanmerkingen.
Het jaarverslag over 1899 meldt, dat de archivaris op verlangen van de archief
commissie zich "hoofdzakelijk heeft beziggehouden met de beschrijving van de
weeskamerboedels, omdat zij zeer wenselijk achtte, dat dit zeer omvangrijke en
tijdrovende werk binnen enigszins afzienbare tijd zou gereedkomen". Het oude af
gezaagde lied weerklinkt: daarna zouden dan met meer ijver en opgewektheid andere
werkzaamheden ter hand kunnen worden genomen, maar volgt dan, de commissie
heeft alle waardering voor de archivaris, die in eigen tijd het belang van de gemeente
heeft gediend door zijn lezing "Leidens omgeving in vroeger dagen", gehouden
11 januari 1900 voor het Departement Leiden der Maatschappij "Tot nut van 't
Algemeen" en zijn beschrijving van de nieuwe kaart "Hoe Leiden er vroeger uit
zag", de kaart der Gemeente Leiden op last van het gemeentebestuur vervaardigd
door H. L. A. van Campen, uitg. A. W. Sijthoff, Leiden 189916. Het was een waar
dering op de valreep, want Dozy was wegens ziekte niet in staat het verslag over
1899 in de eerste maanden van 1900 samen te stellen. Dat deed de Commissie voor
het Oud-Archief.
Mr. Ch. M. Dozy stierf 12 januari 1901 ten gevolge van een ziekte, die hem bij de
voorbereiding van zijn voordracht "Leidens omgeving in vroeger dagen" al gehin
derd had. Hij schrijft daarover 31 maart 1900 aan Overvoorde, die hem blijkbaar
voor een fietstocht had uitgenodigd de volgende brief17.
Leiden, 31 maart 1900. Amice! De uitnodiging klinkt mij als spot in de oren. Uw
zesman is heelaas verkeerd ingelicht. Sinds drie maanden is het misère. In de
eerste dagen van Januari kreeg ik last van een puist in den nek. In verband met ten
toonstelling en voordracht zette ik mij tegen den pijn in, totdat ik de 21 Jan. den
docter opzocht, daar ik het niet langer kon uithouden. Dadelijk bedarrest, pappen en
verband, drie weken lang hevige pijnen en koortsen. Negatief geknoeid). Toen
consult prof. lterson. Denzelfden dag nog operatie. Was allerhoogste tijd. Zes dagen
15 F. C. J. Ketelaar, F. Muller Fz. en het Ned. Archiefwezen. N.A. 1974, p. 193.
16 Bibliotheek over Leiden en Omgeving, G.A.L. nr. 3217 plano.
17 Particuliere correspondentie van mr. J. C. Overvoorde in het archief van het stedelijk
museum "De Lakenhal", gedeponeerd bij de Gemeentelijke Archiefdienst van Leiden.
Niet geïnventariseerd.
[231