overbrenging van een archief, het gereedkomen van een inventaris de mogelijkheid
openen voor aanvulling op de bestaande literatuur. Maar ook een andere persoon of
een andere generatie uit reeds lang aanwezige archieven en met de door de jaren al
leen maar groter wordende aanvullende kennis, dezelfde gegevens herinterpreteren,
zodat de mogelijkheden onuitputtelijk zijn. Behalve om dubbel werk te voorkomen, is
raadpleging van de literatuur voor de aanvang van een archiefonderzoek, ook nodig
om enige kennis omtrent het onderwerp te vergaren. Dit vergemakkelijkt een juiste
interpretatie van de gegevens. Bij raadpleging van een overheidsarchief moet men
b.v. enige kennis hebben van de bestuurlijke indeling van het staatsbestel ten tijde
van de vorming van het archief. Wie was de landsheer, was het oorlog of vrede,
stadhouderloos tijdperk of niet, liberale of conservatieve regering, etc. Komt men in
aanraking met een bepaalde handel of industrie, dan is kennis van de gang van zaken
daarin en van de betekenis der gebruikte termen onontbeerlijk om de primaire tekst
goed te begrijpen.
Bij het bestuderen van het gepubliceerde materiaal zijn uit tekst en noten al veel
directe verwijzingen naar de primaire bronnen te voorschijn gekomen, die het zoeken
in de archieven een stuk makkelijker maken. Bovendien zijn sommige belangrijke
bronnen in druk verschenen, zodat raadpleging van deze publicaties, die vaak voor
zien zijn van indexen, nuttiger is en vlugger gaat, dan de raadpleging van de origi
nelen. Tijdens het hele archiefonderzoek biedt het vinden van nieuwe gegevens,
weer nieuwe mogelijkheden voor literatuuronderzoek. Dit geldt ook andersom:
nieuwe gegevens uit de literatuur bieden weer aanknopingspunten voor onderzoek
in bepaalde archieven. Deze wisselwerking kan worden uitgebreid of ingekrompen
al naar gelang de beschikbare tijd en het belang van het onderzoek. Stuit men bij
voorbeeld bij archiefonderzoek naar een bepaalde familie op hetzelfde steeds terug
kerende beroep, dan kan het de moeite lonen over de desbetreffende branche litera
tuur op te slaan. De conjuncturele verschijnselen daarin lopen mogelijk parallel
met de welstand van de familie. Vindt men in de literatuur, al is het een eenvoudig
krantenknipsel, de naam van een relatie van een bepaald persoon, dan kan een fa
miliearchief mogelijk meer gegevens over hem bevatten. De kans is niet denkbeeldig,
dat deze gegevens geheel nieuw zijn, zeker in dit verband, en naast de gegevens uit
de officiëlere overheidsarchieven veel persoonlijker, maar niet minder belangrijke
informatie verschaffen. Men kan in de literatuur ook stuiten op een bepaalde functie
van iemand, die bij het geijkte archiefonderzoek niet altijd te voorschijn komt; bij
aanwezigheid van een archief van de corporatie, waarin de functie vervuld werd,
kan raadpleging daarvan veel over iemands activiteiten aan het licht brengen. Bij
voorbeeld bestuurs- of andere functies in (liefdadigheids)verenigingen, sociëteiten,
gilden, schutterijen, enz. Zo zal een kenner van de archieven bij literatuurstudie
juist die aanknopingspunten weten te herkennen, die kunnen leiden tot verder ar
chiefonderzoek. De archiefambtenaren, die bij uitstek kenners zijn van de archieven,
moeten hierop ook de bezoekers attenderen. Van deze aanknopingspunten zal men er
vele missen bij het ontbreken van een systematische catalogus op de aanwezige
literatuur.
Deze procedure kan nog verder gaan. Gepubliceerd materiaal kan worden gebruikt
als ingang op een archief, als een index of inventaris ontbreekt. Een 19de eeuws
archief, geordend volgens het indicateurstelsel is praktisch ontoegankelijk als men
zoekt naar een onderwerp en een bruikbare index op de indicateur ontbreekt. Be
schikt de archivaris nu over een systematisch geordende verzameling krantenknipsels
uit het plaatselijk nieuwsblad, dan geeft deze doorgaans een goed beeld van wat
zich zoal in de stad of streek afspeelde. De gevonden data bij een onderwerp geven
de mogelijkheid de indicateur daarover te raadplegen. Over de jaren waarover deze
verzameling loopt persdocumentatie is een betere aanduiding dan krantenknipsel
verzameling is de indicateur zo met weinig moeite toegankelijk, zij het dat de
persdocumentatie verantwoordelijk is voor de volledigheid. Bij gebrek aan een
betere ingang kan men er zich mee behelpen. Een index op een plaatselijke kroniek,
ooit gemaakt door een ijverige voorganger of geschonken door een particulier, kan
hiervoor ook heel goed dienen. Dit werkt ook andersom. Op een vraag bijvoorbeeld,
naar het voorkomen van liefdadigheidsinstellingen in een bepaalde periode, zou men
op het eerste gezicht het antwoord zoeken in de literatuur, terwijl de gemakkelijk
op te sporen afgegeven vergunningen voor het houden van bazars e.d. in het archief,
een heel redelijk overzicht geven van wie en wat zich op dit terrein bewoog. Bewe
gingen die maar heel kort bestaan hebben en waarover nog nooit gepubliceerd is,
komen zo ook te voorschijn. Dit zijn enkele voorbeelden; in ieder archief zijn de
mogelijkheden weer anders, het is aan de archivaris om ze te ontdekken.
Nog een voorbeeld, uit archief en blibliotheek van de Gemeentelijke Archiefdienst
van Amsterdam, wil ik hier geven; zonder een goede catalogus op de archiefbiblio
theek en zonder een goed samenspel tussen archief en bibliotheek had dit niet tot
stand kunnen komen. In het notarieel archief, overgebracht tot 1895 zitten de over
drachten van huizen verborgen, die nodig zijn voor onderzoek naar de geschiedenis
van een bepaald huis, een bepaalde straat of buurt. In de bibliotheek zijn voor een
groot deel van de 2de helft van de 19de eeuw de gepubliceerde lijsten van geveilde
huizen aanwezig. Het nalezen van de adressen is een kleine moeite, ook over een
groot aantal jaren. Is een huis in deze periode geveild, dan is hieruit de datum van
de veiling bekend en is het mogelijk in de krant de aankondiging van de veiling op
te zoeken. Makelaars plaatsen n.l. praktisch altijd in de weken voor de veiling een
advertentie waarin de notaris wordt genoemd. De op deze wijze gevonden datum en
notaris bieden genoeg gegevens om de acte te vinden. Via de aankomsttitels zit men
zo in de 18de, 17de of 16de eeuw. Deze methode blijkt vaak beter te werken, dan
het opzoeken van eigendomsoverdrachten via de kohieren, aangezien men met de
recente start van het onderzoek altijd het goede huis te pakken heeft, hoever men ook
teruggaat.
Tenslotte heeft de archiefbibliotheek nog een externe functie. Het rendement van
de collectie wordt groter, naarmate ook anderen dan bezoekers van het gebouw er
gebruik van maken, n.l. via het interbibliothecaire leenverkeer. Dat wil niet zeggen,
dat alles waarvoor buiten de onmiddellijke omgeving van het archiefgebouw be
langstelling bestaat, maar meteen moet worden uitgeleend. Door de functie die de
collectie heeft bij het archiefonderzoek, is de archief bibliotheek bij uitstek een pre-
[222]