1.4 De bovenstaande summiere opsomming van instellingen die het audiovisuele
erfdeel van onze recente geschiedenis bewaren, laat zien dat er van een cen
traal beheer, of zelfs maar een centraal geleide aanpak geen sprake is. Er
zijn weliswaar zekere taakverdelingen, die eerder uit de dagelijkse praktijk
voortkomen dan uit duidelijke afspraken, maar er zijn ook vrij veel overlap
pingen en wat erger is grote lacunes. Een bijzonder probleem vormen
daarbij de opnamen die de omroepen produceren en verzamelen. Zoals reeds
gesteld zijn zij niet toegankelijk voor extern gebruik, omdat het niet tot de
taak van de omroepen behoort anders dan ten behoeve van hun eigen uit
zendingen werkzaam te zijn. Weliswaar is begrip voor het algemeen cultureel
belang van het materiaal bij de omroepen ten volle aanwezig, hetgeen onder
meer blijkt uit de samenwerking tussen NOS Eonotheek en de Stichting
Film en Wetenschap ter zake van opnamen van gesproken woord een sa
menwerking die reeds vanaf 1961 vlekkeloos functioneert maar van een
verdere openstelling van de omroeparchieven voor extern gebruik van welke
aard dan ook kan onder de huidige omstandigheden geen sprake zijn.
1.5 Een tweede probleem komt voort uit het feit, dat een toenemend aantal in
stellingen naast de traditionele media zoals handschrifen en gedrukte bron
nen, ook audiovisuele documenten in hun verzameling opnemen voor onder
zoek en educatief gebruik. Veelal gaat het daarbij om betrekkelijk kleine,
zeer gespecialiseerde collecties van hoogwaardig materiaal. Voor zover het
geluidsopnamen betreft zijn de vereiste technische en ruimtelijke voorzienin
gen van dien aard, dat de instellingen er doorgaans tegen betrekkelijk lage
kosten in kunnen voorzien. Beeldmateriaal stelt echter aanzienlijk hogere
eisen, die bij kleine verzamelingen onevenredig hoge kosten met zich bren
gen. In alle gevallen zijn de genoemde instellingen nauwelijks of niet in staat
het gehele aanbod van opnamen te overzien met het doel een verantwoorde
selectie voor eigen gebruik te maken. Gegeven deze omstandigheden ligt het
voor de hand de inspanningen van de instellingen die met deze problemen
kampen, vooral wat betreft beeldmateriaal te richten op gezamenlijke archi
vering en documentatie.
2 De werkgroep SA VA
2.1 Vanuit de in het voorgaande samengevatte gedachtengang zijn enige jaren
geleden een aantal instituten op initiatief van de Gemeentelijke Archiefdienst
Rotterdam en de Stichting Film en Wetenschap bijeengekomen in een werk
groep, die zijn aandacht ook in sterke mate heeft gericht op het punt van de
door de omroepen gemaakte en bijeengebrachte opnamen.
2.2 De gesprekken die de werkgroep heeft gevoerd, hebben ertoe geleid dat de
groep zich voorstelt over te gaan tot de oprichting van een Stichting Audio
visueel Archief SAVA, die niet alleen de bij de werkgroep betrokken instel
lingen, maar ook andere instituten op cultureel en educatief gebied tot haar
begunstigers zal willen rekenen. De SAVA zou zorg moeten dragen voor de
centrale opsporing, documentatie en informatie van geluids- en beeldmate-
[214]
riaal ten behoeve van de begunstigende instellingen, benevens de centrale
archivering van dergelijk materiaal voor zover daaraan behoefte bestaat. Via
de kring van begunstigende instellingen musea, archieven, onderwijs-,
vormings- en researchinstellingen met audiovisuele collecties, omroepen en
zo meer - zou het werk van de SAVA ten goede komen aan alle lagen van
de bevolking en tot grotere efficiëncy leiden bij de audiovisuele collectievor
ming en dienstverlening bij een groot aantal instituten van allerlei aard. In
de onderhavige nota heeft de werkgroep de plannen voor een Centrale In
stantie ten behoeve van opsporing, documentatie en informatie en een Cen
traal Depot ten behoeve van de conservering en bewaring van audiovisueel
materiaal uiteengezet.
2.3 De werkgroep heeft gemeend langs de geschetste route een bruikbare tussen
weg te bereiken tussen enerzijds het gegeven feit van een groot aantal gespe
cialiseerde en gedecentraliseerde instellingen, die audiovisuele media in het
hun ter beschikking staande pakket van media opnemen, en anderzijds de
noodzaak van het treffen van zekere centrale voorzieningen op landelijk ni
veau. De werkgroep wijkt daarmee doelbewust af van de in 1974 door het
Zweedse Dataarkiveringskommittén geformuleerde wens naar één centraal
instituut voor de archivering van alle in Zweden aanwezige audiovisuele ma
teriaal. Zij wijkt eveneens af van de bij voorbeeld door het British Institute
for Recorded Sound voorgestane oplossing, volgens welke nationale archie
ven, gespecialiseerd in één medium, in principe alle betreffende opnamen in
zich dienen te verenigen. Door zich te beperken tot de centralisatie van en
kele functies in een vrijwillig aangegaan verband van samenwerking, meent
de werkgroep de evidente nadelen van zowel de volledig gecentraliseerde
audiovisuele archivering, als de al te gedecentraliseerde en gespecialiseerde
opdeling van audiovisuele collecties terzijde te hebben gesteld.
2.4 In het vervolg van de nota stelt de werkgroep achtereenvolgens de Centrale
Instantie voor opsporing, documentatie en informatie, de voor centrale ar
chivering in aanmerking komende materialen, het Centraal Depot en de te
volgen gedragslijn bij de realisatie van zijn voorstellen aan de orde.
3 De Centrale Instantie
3.1 De Centrale Instantie voor opsporing, documentatie en informatie (verder te
noemen: Centrale Instantie) zal wat betreft opnamen afkomstig van de NOS
en de omroepen, moeten fungeren als verbinding tussen deze instellingen en
de deelnemers aan de SAVA.
Deze verbinding zal de volgende zaken betreffen:
a. het aandragen van informatie over programma's die door de omroepen
uitgezonden zullen worden of kort tevoren uitgezonden zijn, ten behoeve
van selectie door de deelnemers: deze opnamen zouden door de omroe
pen tijdelijk dienen te worden bewaard tot de selectieprocedure voltooid
is;
b. het opsporen in het NOS-archief van minder recent bewegend beeldma-
[215]