vaststelling wel verlengd wordt, maar acht de inschakeling van de Archiefraad als
laatste contrölemogelijkheid toch een goede zaak.
Mr. M. W. van Boven merkt op, dat de minister en de Archiefraad nog in laatste
instantie kunnen proberen in de vernietigingstermijnen enige coördinatie te brengen.
De heer Van Meerendonk brengt naar voren, dat z.i. de betrokken zorgdrager de
termijnen vaststelt voor de categorieën stukken, tevens dat er een verplichting is tot
vernietiging met eventuele restricties. De lijst moet dus op ministerieel niveau vast
gesteld worden, waarna in een beheersvoorschrift de termijnen vastgesteld moeten
worden. De heer Van Veldhuizen zegt wel blij te zijn met het noemen van termijnen;
het opnemen ervan in de lijsten geeft reeds een zekere aansporing tot vernietigen.
De heer A. S. Stempher vraagt wanneer het thans gereedgekomen hoofdstuk van
Van Meerendonk zal worden gepubliceerd, waarop drs. B. Woelderink reageert door
te verwijzen naar de begroting 1977, waarop een post voor de publicatie voor
komt. Overigens beraadt het bestuur zich nog over de wijze waarop de Handleiding
zal worden uitgegeven.
Vervolgens stelt de heer Stempher aan de orde, waarom de gereedgekomen hoofd
stukken van de gemeentelijke vernietigingslijst nu niet reeds kunnen worden vastge
steld en uitgegeven, waarin hij gesteund wordt door drs. Bordewijk. De heer Van
Veldhuizen zegt dat noch de minister, noch de Archiefraad hieraan medewerking
zullen verlenen en deelt mede dat misschien op het einde van dit jaar het eind-con
cept gereed zal zijn. Drs. B. Woelderink zegt dat het bestuur zich tot de ministers van
Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en Binnenlandse Zaken zal wenden
met het verzoek de ambtelijke behandeling van de in herziening zijnde gemeentelijke
vernietigingslijst met de hoogste urgentie te doen plaats hebben. Dit zowel voor de
deellijst voor de vernietiging van boekhoudkundige stukken, als voor de geheel her
ziene lijst.
Mr. De Vey Mestdagh sluit de discussie met dank te zeggen aan allen die op prettige
en nuttige wijze daaraan deel namen. De voorzitter dankt hierop de leden van het
forum en sluit de vergadering.
De presentielijst werd door 113 personen getekend.
Jaarrede van de Voorzitter van de Vereniging van Archivarissen in
Nederland, drs. B. Woelderink, uitgesproken op de vergadering te
Haarlem op 24 februari 1977.
Dames en heren, het is welhaast onvermijdelijk om op een algemene vergadering van
onze vereniging die voor het eerst sinds vele jaren in Haarlem gehouden wordt terug
te zien naar de periode van oprichting in 1891 in deze stad. Toen kwamen hier de
initiatiefnemers bijeen, deden hun oproep uitgaan en konden in de eerste jaargang
van het Ned. Archievenblad meedelen, dat 40 van de 48 daarvoor in aanmerking
komende personen tot de vereniging waren toegetreden. Thans telt onze vereniging
[106]
ruim 500 leden. Het getal van hen dat om welke reden ook geen deel van de V.A.N.
uitmaakt is steeds gering gebleven. En deze jaarvergadering wordt door meer dan
100 personen bezocht, waar de allereerste bijeenkomst op 9 juli 1892 te Utrecht kon
bogen op de verschijning van een zeventiental leden.
In 1891 zijn we in de periode waarin juist het laatste provinciaal archief overgeno
men door het Rijk sindsdien voortleeft als rijksarchief in de provincie en voor het
eerst is er sprake van een algemeen rijksarchivaris. Hoeveel er sinds 1891 in de
organisatie van het rijksarchiefbestel ook veranderd is, een ruwe maar nog vage
structuur bestond op dat tijdstip.
Van het gemeentelijk archiefwezen kon men in 1891 nog niet zeggen dat het in een
florissante positie verkeerde. Niet meer dan 20 gemeentebesturen hadden een archi
varis aangesteld veelal op condities (b.v. nevenbetrekkingen), die wij niet meer zou
den appreciëren. Thans beschikken ongeveer 160 van 843 gemeenten in Nederland
over een archivaris in de zin der wet en behoren de archiefdiensten van de grootste
gemeenten tot de best geoutilleerde. Verheugend is het, dat de gemeentelijke archief
ontwikkeling niet stilstaat, waarbij de positieve invloed van de wet gemeenschappe
lijke regelingen zich steeds doet gelden. In 1891 bestond het verschijnsel streek
archief niet. In 1976 kwam het 16de samenwerkingsverband, te weten het streek-
archivariaat Langs Aa en Dommel" in de provincie Noord-Brabant van de grond.
En zeer onlangs bereikte het bestuur een concept-regeling voor de gemeenten Borcu-
lo, Eibergen, Neede en Groenlo.
Nog éénmaal richten wij onze aandacht op het jaar 1891. Toen bestond er geen
wettelijke regeling voor het archiefwezen. In 1976 heeft de Minister van C.R.M. in
het kader van de beleidsontwikkeling van het ministerie een werkgroep "archief-
beleid" ingesteld, met als opdracht de formulering van het toekomstig beleid zo
mogelijk te vertalen in een herziening van de tweede archiefwet nl. die van 1962.
Maar waarin geen verschil tussen 1891 en 1977 te bemerken is, zeer geachte collega's,
is de doelstelling van onze vereniging te weten de bevordering van de belangen van
het Nederlandse archiefwezen. Hoezeer de organisatievormen zich binnen het Neder
landse archiefwezen ook ontwikkelen, of dat nu is op het niveau van het rijksarchief
wezen of op dat van de gemeente- en streekarchivarissen, het forum van deze vereni
ging blijft het enige algemene en meest uitgebreide ontmoetingspunt waarop een
ieder die voldoet aan de statutaire toelatingseisen, ongeacht zijn ambtelijke positie,
gelijkelijk aan de meningsvorming, de beraadslaging en de besluitvorming kan deel
nemen. De inleiding tot deze jaarrede wil ik afsluiten met de wens dat onze vereni
ging onbelemmerd mag voortgaan met haar arbeid daarbij gevoed door de leden.
Het thans voorbijgegane verenigingsjaar is een treffend voorbeeld van de vele activi
teiten ontplooid door archivarissen binnen de vereniging middels bestuur, com
missies en ledenvergaderingen én buiten de vereniging in eigen werk. Met een kleine
selectie uit het laatste zou ik mijn overzicht willen beginnen.
Een reeds vermelde ontwikkeling is de groei van het lokale archiefwezen. Zes ge
meenten verenigden zich in het streekarchivariaat "Langs Aa en Dommel"; nog eens
vier gemeenten traden toe tot het bestaande streekarchivariaat in het kwartier van
[107]