vraag te stellen of alle stukken wel in het archief op hun plaats zijn en of er niet meer naar de prullemand moet. Er moet bewust bewaard worden, zodat de beleids stukken en de kern van het archief ter bewaring aangewezen moeten worden. Ook andere groepen archiefstukken en zelfs complete archieven moeten bewaard wor den; als zodanig zijn te noemen de bevolkingsboekhouding, het kadaster, het archief van de ministerraad enz. Is het niet het overwegen waard een lijst van speciaal be schermde archieven samen te stellen naar analogie van de lijst van beschermde mo numenten van geschiedenis en kunst? Ook in bibliotheken ligt materiaal dat, mits veiliggesteld, het bewaren van grote hoeveelheden archiefbescheiden overbodig maakt. Dit zal voorzichtig onderzocht moeten worden, voordat conclusies getrokken kunnen worden, zoals trouwens deze handleiding ook bedoeld is: het is een wegwijzer, geen sleutel op alle deuren. Vooruitlopend op het hoofdstuk over de selectiemethoden dat nog aan de com missie voorgelegd moet worden, deelt spreker een en ander mede over hoe de daad werkelijke selectie aangepakt kan en moet worden. Het probleem van de archief selectie moet bij de wortel aangepakt worden. Selectie dient te geschieden bij de vorming van archiefbestanddelen en bij de indeling van het archief. De archief vormer moet selectief gaan bergen, zó dat de gebruiker, dat is de administratie, snel en volledig over gegevens kan beschikken. Het ordenen en toegankelijk maken van archiefbescheiden moet in de eerste plaats gericht zijn op de vraagstelling van de eerste gebruiker. Helaas is de fout geweest, dat aan verder gebruik en afvoer te weinig aandacht is besteed, al is er nu gelukkig een kentering waar te nemen. Ook moet men er achter zien te komen hoe weinig van de totaliteit van de archiefmassa echt gebruikt wordt. Daarvoor zijn twee dingen nodig: voor elk archiefbestanddeel moet een gebruikstermijn worden vastgesteld met het oog op afvoer naar het semi- statische archief, en er moet worden vastgesteld of, en zo ja wanneer, het kan worden vernietigd. De dossierinventaris dient naast de beschrijving van het archiefbestand deel en het klassificatienummer de plaats aan te geven waar de bescheiden te vinden zijn. Deze dossierinventaris dient tevens de vernietigingstermijn aan te geven of een kenmerk voor blijvende bewaring. Hiertoe kan gebruik gemaakt worden van kleuren voor de verschillende categorieën, zoals b.v. al te 's-Hertogenbosch in gebruik zijn. Er zijn voldoende mogelijkheden om reeds bij de inrichting van de registratuur de gebruiks- en bewaartermijn aan te geven. De daartoe benodigde vakbekwame regis- tratoren zullen misschien voortgezet geschoold moeten worden, waar ook de S.O.D. volledig achter staat. Er zal, samen met de registratoren, verder gestudeerd worden en over te volgen methoden overleg gepleegd worden, want registratoren en archiva rissen hebben beide belang bij regelmatige afvoer, bewerking en overdracht van archieven. De selectieve berging zou als volgt te werk kunnen gaan: het nog niet naar een archiefbewaarplaats in de zin der wet overgebrachte archief valt uiteen in het dyna mische en in het semi-statische archief. Deze voor grote archieven te grote indeling zou nader moeten worden ingedeeld in vier groepen, waarbij het dynamische archief groep I is. Groep TI is dan het zgn. overgangsarchief, dat de bestanddelen bevat waarvan wel zeker is dat ze niet meer regelmatig geraadpleegd worden, maar waar- [102] fd-iüaKraii j voor nog geen eindbestemming kon worden vastgesteld. Voor deze groep van be scheiden is op korte termijn nog niet te bepalen of ze vernietigd kunnen worden, waarover dus onderhandeld zal moeten worden in het driehoeksoverleg. Groep II bevat derhalve de archiefbestanddelen, welke regelmatig op hun bestemming gecon troleerd moeten worden. Groep III bevat in successie die bestanddelen van het semi-statische archief, welke bestemd zijn om te worden vernietigd volgens een voor elk bestanddeel afzonderlijk of voor gelijksoortige bestanddelen groepsgewijs vastgestelde vernietigingstermijn. De indeling van deze archiefbestanddelen moet zo mogelijk geschieden op vernietigingstermijn, meestal vernietigingsjaar. Ook hier ver wijst de centrale index naar de vindplaats. Tenslotte groep IV, de bestanddelen die bestemd zijn om op termijn van 50 jaar, of eerder, naar een archiefbewaarplaats in de zin van de Archiefwet 1962 te worden overgebracht. De orde is hier de admini stratieve orde van het registratuurplan. Het in vier groepen verdelen is een model, een selectieplan, waarover gediscussieerd kan worden. Spreker verzoekt om recaties i.v.m. het nog te schrijven hoofdstuk 3 van de Handleiding. Hij eindigt met de vraag of het wel zinvol is, dat de minister van C.R.M. mede de termijn vaststelt waarna vernietiging kan plaatsvinden. Zou het niet beter zijn in het Archiefbesluit te bepalen dat de zorgdragende minister bij Ministerieel Besluit, b.v. het beheersbe sluit, de vernietigingstermijn vaststelt? Tenslotte is het voor de minister van C.R.M. alleen van belang te weten of bescheiden worden bewaard of niet; het tijdstip van vernietiging te bepalen is een zaak van de zorgdrager. Na de voordracht van de heer Van Meerendonk houdt de heer H. W. van Veldhui zen een lezing over de vernietiging van archiefbescheiden van gemeenten. De huidige vernietigingslijst voor de gemeentelijke archiefbescheiden dateert van 1948 en voldoet gezien de snelle ontwikkeling van de overheidsadministratie reeds jaren niet meer in de praktijk. Vele van de bescheiden, die naar onze opvattingen ver nietigd mogen worden, worden niet in de lijst genoemd; vaak zijn de in de lijst voorkomende vernietigingstermijnen veel te lang. Bij de opstelling van de lijst is vooral gelet op de secretarie-archieven; de diensten en bedrijven komen bijna niet aan bod. Het gevolg van dit alles is dat ook al wordt overeenkomstig de lijst ver nietigd er nog teveel bewaard moet worden. Na de studiedagen van 1970 hing er de sfeer van "er moet wat gebeuren". Gelukkig is er het een en ander gebeurd. De V.A.N. heeft een commissie ingesteld, die op instigatie van de vorige spreker de opdracht kreeg een handleiding voor het vernieti gen te ontwerpen. Kort daarna heeft de V.N.G. een werkgroep ingesteld, die tot taak kreeg een vernietigingslijst voor de gemeenten op te stellen. In deze werkgroep zitten uit onze kring mr. W. M. van Boven, drs. H. R. van Ommeren, dr. J. E. A. L. Struick en de spreker. De eerste vergadering is geweest in november 1973, de 20e zal binnen kort gehouden worden. Aanvankelijk had de werkgroep de bedoeling uit te gaan van soorten van gemeente lijke instellingen, b.v. secretarieën, sociale diensten, diensten gemeentewerken etc. Daarvan is snel afgestapt, omdat bleek dat dat systeem niet realiseerbaar was, daar b.v. de ene gemeente een sociale dienst heeft, en bij de andere de secretarie deze [103]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1977 | | pagina 4