Smith rapporteert en uit Zwitserland, waarover A. Gössi een bijdrage levert. De eerste constateert een duidelijk andere opstelling van de Engelse archivarissen dan die van de collega's op het vasteland. Hij pleit voor meer ruimte voor wetenschappe lijk onderzoek, ook omdat alleen zo het "image" van de archivarissen kan worden verbeterd. Uit de bijdrage van Gössi vermeld ik dat de collega's in Zwitserland blij mogen zijn als zij I tot i van hun werktijd aan wetenschappelijk werk mogen be steden en dat de meesten een flink stuk vrije tijd daaraan moeten opofferen. Verder ziet hij de toekomst vrij somber in. Het andere onderwerp in deze aflevering is de vorming van de archivarissen in Eu ropa. Ik volsta hier met de vermelding van de auteurs en de titels van hun bijdragen: B. Brachmann, Die Hochschulausbildung der Archivare in der Deutschen Demokratischen Republiek; V. Cortés, Formación de archiveros en Espana; H. Fichtenau, Die Ausbildung von Archivaren am Institut für Österreichische Geschichtsforschung; F. C. J. Ketelaar, The Dutch School for archivists; E. Lodolini, Reclutamento e formazione degli archivisti in Italia; A. G. Watson, The training of archivists in Great Britain; F. Wolff, Archivaus- bildung an der Archivschule Marburg; P. S. Tomas-Fernandez, La formazione degli ar chivisti presso la Scuola dell' Archivio Segreto Valicano; W. Buntinx, H. Coppens, H. de Schepper en E. Persoons, Werkdocument voor de commissie "Opleiding en vorming van de archivaris van de Vereniging van archivarissen en bibliothecarissen van België. Het artikel van J. P. Gumbert, Iets over laatmiddeleeuwse schrifttypen; over hun onderscheiding en hun benamingen is erg technisch en door het ontbreken van illus traties vrijwel onleesbaar als men de werken, waarnaar wordt verwezen, niet bij de hand heeft, wat toch wel voor een groot aantal collega's zal gelden. Misschien ook voor de Nederlandse restaurateurs is interessant de geïllustreerde bijdrage van A. Arad over Automated mass spraying of documents. In de rubriek Mengelingen vindt men o.a. informatie, verzorgd door B. Dandois, over Les archives et la bibliothèque de Césctr de Paepe, een niet zo heel bekende, maar wel belangwekkende figuur uit de geschiedenis van de Belgische arbeidsbewe- ging. De bijdrage van Ph. Muret "Inventarisation" ou inventoriage? Aux origines d'un neologisme, is van belang voor ieder die zich interesseert voor archief-termino logie. Het is merkwaardig te constateren dat er officieel in het Frans geen aparte woorden bestaan voor het samenstellen van een inventaris en het uiteindelijke resul taat van die werkzaamheden. De auteur maakt echter duidelijk dat het in het Frans meer voorkomt dat er één woord wordt gebruikt om zowel de werkzaamheden als het resultaat daarvan aan te duiden. Tenslotte wordt als neologisme de voorkeur gegeven aan "inventoriage" boven het belgicisme "inventarisation", dat echter in België reeds meer dan een halve eeuw geschiedenis achter zich heeft. F. Ritterpusch verschaft informatie over de Internationale Arbeitsgemeinschajt der Archiv-, Bi- bliotheks- und Graphikrestauratoren (IADA)8. Uit aflevering 3-4 van jaargang 46 (1975) is vermeldenswaard de rede van de direk- teur van het K.D.C. te Nijmegen, J. H. Roes, over de Opvatting en werking van een (Katholiek) Documentatiecentrum, die hier wordt afgedrukt. Belangrijk voor de 8 Zie ook Ned. Archievenblad 79 (1975), p. 428-430. [184] geschiedenis van de emigratie van Nederlanders naar Engeland in de tijd van de Reformatie is een bijdrage van Ph. Denis, Pour une histoire économique et sociale des réfugiés XVatlons et Flamands a Norwich au XVIe siècle (etc.) waarin o.a. re cente publikaties worden besproken. Een zeker ook voor ons Nederlanders interes sant onderwerp vormen de kosten van inventarisatie-werk. R. Gandilhon brengt een vrij optimistisch verslag uit van een Frans onderzoek in de bijdrage Montant des dépenses entrainees par le classement d'un fonds d'archives. Het thema "historisch onderzoek" komt nogmaals aan de orde in de bijdrage van E. Taillemite, Les ar chives et la recherche historique en France. De behandeling van de vorming van de archivarissen wordt aangevuld met een uitvoerige bijdrage van F. B. Evans over de Archival training in the United States, die blijkens de tweede helft van de titel, voor alsnog an unresolved problem blijft. J. M. F. IJsseling De aprilaflevering 1976 van Journal of the Society of Archivists (vol. 5, nr. 5) be gint met een artikel van B. R. Masters over Dr. Reginald R. Sharpe, van 1876-1914 local archivist van de City of Fondon. Chr. Kitching begint zijn beschouwingen over Probate during the Civil War and Interregnum met deel I: The survival of the Prerogative Court in the 1640s, die in de oktoberaflevering vervolgd worden met deel II: The Court for Probate over de periode 1653-1660. C. Rawcliffe schrijft over A Tudor nobleman as archivist: the papers of Edward, third Duke of Buckingham. G. Marston nam Faw Officers' Opinions to the Foreign Office 1782-1876 als onder werp, the background to F.O. 83/2203-2404. De oktoberaflevering (vol. 5, nr. 6) wordt geopend met de tekst van een lezing die prof. sir Keith Hancock van Australian National University op 12 februari 1976 aan de Universiteit van Tonden hield over The historian and his evidence, uitgaande van zijn ervaringen met archieven over productie en transport gedurende de tweede wereldoorlog, met het archief van generaal Smuts in Doornkloof en het Archivio di Brolio in Toscane. Spreker citeerde met instemming het woord van Tawney, dat de historicus niet slechts meer documenten maar vooral steviger schoenen van node heeft. R. F. Dell behandelt de hervorming van het archiefwezen in Schotland ten gevolge van de bestuurlijke reorganisatie in 1976. J. H. v. d. HO i 185]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1977 | | pagina 45