niek de notities nr. 160: een ontwerp van een nieuwe archiefwet voor België, ter ver vanging van de wet van 1955, en nr. 174, die gewijd is aan Nederland. In aflevering 3-4 van deze jaargang verstrekt R. Th. M. van Dijk informatie over de doelstelling en werkwijze van het Titus Brandsma-Instituut te Nijmegen. In de rubriek Mengelingen bespreekt R. Laurent een fragment van een midden-16e-eeuw- se Portugese manuscriptkaart van de noordelijke Atlantische Oceaan, aangetroffen bij inventarisatiewerk op het Algemeen Rijksarchief te Brussel. E. Lodolini vertelt iets over La catastrofe degli archivi Italiani die vooral bestaat in een schrikbarende vermindering van het aantal archiefambtenaren. Nr. 191 van de Kroniek van het Archiefwezen is gewijd aan Nederland. E. Vandewoude verzorgt een In memoriam Emmanuel T. Neven (1917-1971) met een lijst van publicaties. De aflevering 1-2 van jaargang 45 (1974) begint met een interessante bijdrage van R. Janssen: Mentaliteitsstudie en familiearchievenmogelijkheden en beperkingen, waarin de auteur meedeelt wat in België over familiearchieven bekend is, waar zij te vinden zijn, in hoeverre zij reeds zijn geïnventariseerd enz. Uiteraard wordt verder bijzondere aandacht besteed aan de persoonlijke documenten, terwijl tenslotte wordt gewaarschuwd voor overwaardering van deze bronnen. Een eindje verder in deze aflevering staat een door D. de Stobbeleir verzorgde Lijst van familiearchieven, die tussen 1950 en 1972 in de Belgische rijksarchieven zijn opgenomen. Deze vormt een belangrijke aanvulling op de in 1950 door E. Lejour gepubliceerde lijst5. J. L. de Paepe en F. Sartorius behandelen een aantal rapporten uit politiearchieven over de Socialistische beweging in België in de 19e eeuw, waarbij van twee rapporten de volledige tekst wordt afgedrukt. Interessant is ook de bijdrage van R. H. Touwai- de over La description de tous les Pays-Bas van Lodovico Guicciardini, die een welkome en rijk geïllustreerde aanvulling vormt op de biografische studie van Boele van Hensbroek uit 1878. Van een diepgravende studie van wijlen L. Verriest over de "Voires-Jurés" (veri jurati, veridici) van Doornik en hun archieven wordt het tweede en laatste deel ge publiceerd. Het algemene gedeelte, waarin o.a. een uiteenzetting wordt gegeven over deze merkwaardige instelling, die van de 12e tot het midden van de 14e eeuw naast de schepenbank en andere colleges in Doornik bestond, is te vinden in jaargang 43 (1972). In dit laatste deel worden nu de gegevens over de financiersfamilie A le Take uitgewerkt, die de auteur kon putten uit een band met Doornikse chirografen uit de jaren 1314-1320, die de ernstige oorlogsschade van de archieven van Doornik en Mons heeft "overleefd". Als bijlage wordt tenslotte een "tableau analitique" van de 415 akten, die zich daarin bevinden alle "lettres obligatoires" gegeven. In aflevering 3-4 van jaargang 45 (1974) vindt men een artikel van J. de Vuyst over Volksliedkundige archivaliawaaruit blijkt dat volkslied en pamflet vaak bijzonder materiaal kunnen opleveren. Behalve over de geschiedenis van het strafrecht wordt o.a. een en ander meegedeeld over de weerslag van het concordaat van 1827 en van 5 In Archives, Bibliothèques et Musées de Belgique 21 (1950), p. 11-27 (inleiding) en p. 163-183 (lijst). [182; In aflevering 1-2 van jaargang 46 (1975) vinden wij twee studies over drukkers, de ene van J. Machiels over Robert en Pieter de Keysere (eerste helft 16e eeuw, Gent), de andere van W. le Loup over Hubertus Goltzius (tweede helft 16e eeuw, Brugge) en een diplomatische studie van L. Milis, Charisma en administratie, met als onder titel: Peiling naar de levensvatbaarheid van nieuwe religieuze orden aan de hand van de oorkondenleer, en als voorbeeld de reguliere kanunniken van Arrouaise (in de buurt van Atrecht), 1097-11476. M. Baelde en L. van Onckelen publiceren een studie over De konsulten van de Geheime Raad in de zeventiende-eeuwse Nederlanden (1665-1685). De uitvoerige bijlage bestaat uit een interessante weergave in samen vattende vorm van de konsulten uit de jaren 1665 en 16667. Deze aflevering is verder van betekenis wegens de bijzonder belangwekkende over zichten van twee onderwerpen, waarover ook in ons land de discussie nog lang niet gesloten is. Eerst geven een aantal collega's hun visie op het belang van historisch onderzoek in archieven. Uit deze bijdragen blijkt dat er vrij grote verschillen zijn tussen de diverse Europese landen, terwijl er tegelijk duidelijk sprake is van over gangssituaties. L. Auer bespreekt de stand van zaken in Oostenrijk, waar historisch- wetenschappelijk werk nog steeds tot de ambtelijke taken van de archivaris behoort. Auteur haalt verder een waarschuwing aan van H. Kretzchmar uit 1952 dat er geen "Einheitstyp des Archivars" bestaat of nagestreefd moet worden. W. Leesch behandelt de situatie in Duitsland en bepleit dat de archivaris evenals de wetenschap pelijke ambtenaar aan de universiteit een dubbele opdracht heeft. Zoals de laatste tegelijk docent moet zijn en wetenschap beoefenen, dient de eerste de hem toever trouwde bronnen niet alleen te bewaren en toegankelijk te maken, maar ook zelf als wetenschappelijk onderzoeker te werken. E. Lodolini bespreekt de taak van de ar chivaris in Italië. Ik ken te weinig Italiaans om deze vrij lange bijdrage goed samen te vatten. Wel is duidelijk dat de auteur de tegenstelling bestrijdt tussen wetenschap pelijk werk en archiefwerk, die in leven wordt gehouden door de kunstmatige onder scheiding tussen de echte archivaris ("archivista puro") en de geleerde archivaris ("archivista scienziato"). Andere geluiden hoort men uit Engeland, waarover D. M. 6 De beide laatste studies worden voltooid in aflevering 3-4 van deze jaargang. 7 Deze bijlage wordt voortgezet in aflevering 3-4 van deze jaargang en in aflevering 1-2 van jaargang 47 (1976). de belegering van de citadel van Antwerpen in 1832. R. Gandilhon geeft een leer zame uiteenzetting over de departementale archieven in Frankrijk, waarin o.a. aan dacht wordt besteed aan de problemen van de ontstellende groei van de archieven en aan de departementale archiefgidsen, waarvan er inmiddels 24 zijn verschenen. F. Bierlaire en R. Hoven geven een Schoolreglement uit van de Latijnse school te Deventer van ca. 1536, naar een afschrift dat zich in Straatsburg bevindt. Uit de Mengelingen zijn vermeldenswaard de geïllustreerde bijdrage van collega J. E. J. Geselschap over De geprente regysters van der stede renten in het archief van Gouda en de korte maar rijke notitie van Ph. Muret over de Geschiedenis van de geschiede nis.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1977 | | pagina 44