liberalen. En in de aanhef citeerde ik "schrijvers vraag in hoeverre GK kan gelden als een voorman van het Nederlandse liberalisme. De complexiteit van en de evolutie in GK's politieke denken en de praktische onbruikbaarheid van de dichotomie liberaal/conservatief zijn in deze studie duidelijk gedemonstreerd. Daarmee is allicht niet gezegd, dat de schrijver niet in de opzet van zijn onderzoek zou zijn ge slaagd. Allerminst. Wel meen ik, dat zijn eigen weinig eenduidige conclusies de schrijver hadden behoren te behoeden voor een al te scherpe stellingname tegenover De Wit, die immers ook schreef: "Het liberalisme van Van Hogendorp betekende slechts een voortzetting van de standenstaat, dat hij vóór 1830 niet tot ontplooiing kon brengen, daar hij dan de liberale krachten in het Zuiden verstevigd zou heb ben (aldaar, p. 314). A. H. Huussen jr. S. de Haan, Inventaris van het archief van de Friesche Doopsgezinde Sociëteit, Mo- numenta Frisica/Fryske Archyf-rige nr. 22, Leeuwarden, Fryske Akademy nr. 486, 1975 Met deze goed bewerkte inventaris herleeft de serie Monumenta Frisica waarin tussen 1964 en 1971 21 deeltjes verschenen. De reeks was (en is) bedoeld om "sneupers" te gerieven met hulpmiddelen die toegang geven tot de oudere archie ven. Bedoelde categorie archiefbezoekers, ook buiten Friesland wei-bekend, komt ook in deze inventaris weer aan zijn trekken. De afdelingen Stukken betreffende stichting, opheffing, samenvoeging, scheiding en begrenzing van (doopsgezinde) gemeenten en Stukken betreffende geschillen staan daar borg voor. Wie echter een dergelijke inventaris slechts als sneuper zou benaderen doet onrecht aan het werk van de auteur. Het betreft een in hoofdzaak 18e en 19e eeuws archief, lo pend van 1695 (16 mei oprichting van de sociëteit) tot 1953 met een uitloop tot 1965. De inventaris is gemaakt als stageobject en de bewerker heeft er een flinke opgaaf aan gehad waarvan hij zich met succes gekweten heeft. Het orde schep pen in de financiële administratie van de verschillende door deze ene Sociëteit be heerde fondsen was zeker een ondankbaar werk maar tevens een goede leerschool voor de archivaris. Collega De Haan is er in geslaagd de gebruiker een duidelijk gestructureerd geheel voor te zetten, zowel in de eigenlijke inventaris (van 226 nrs.) als in de inleiding. Het boekje is smaakvol uitgegeven met enkele afbeeldin gen van Friese doopsgezinde kerken. Helaas is de herkomst van deze prenten niet vermeld; het zijn tekeningen van J. Stellingwerf uit de collectie Stellingwerf in het prentenkabinet van het Fries Museum (vriendelijke mededeling van drs. G. Elzin- ga van dit prentenkabinet). J. H. Rombach Alma Loupias, Katalogus van de boekerij van de kollektie Vermeire, 's-Hertogen- bosch, Rijksarchief, 1976. Sedert Muller, Overvoorde en Moll zijn van archiefzijde weinig bibliotheekcatalogi verschenen. De thans verschenen "katalogus van de boekerij van de kollektie Vermeire" van de hand van Alma Loupias, op blz. 220 van jaargang 1976 van dit blad reeds gememoreerd, maakt een door een archiefdienst beheerde verzameling [178] toegankelijk die buiten het Brabantse rijksarchief zeker belangstelling verdient. Reden dus tot vreugde over het verschijnen. Toch is een aantal opmerkingen te maken. De indeling in tien hoofdstukken, lopend van "algemeen" via indeling in periodes, tot "andere nationalistische bewegingen" is logisch; een tijdschriftenlijst vormt het slot. Binnen deze hoofdstukken is gestreefd naar een alfabetische opsomming. De keuze van het hoofdwoord is niet altijd consequent; "Volkskalender, Vlaamsche" (blz. 2) komt voor naast "Vlaamsch België sedert 1830)" (blz. 5). Jan Frans Willems, onderwerp van een boek met drie auteurs (blz. 6), wordt plotseling gedwongen als auteur op te treden. Het anonieme "Geding van de ijzertoren" is niet op "G", noch op "IJ", maar op "I" geplaatst. Soms zijn de initialen van een tweede auteur wel, soms ook niet omgezet. Ordeaanduidingen als "O.F.M." mochten in de beschrijving vervallen; P. Aurelius Mertens (blz. 27) staat op Aurelius, ongetwijfeld een doop- of kloosternaam. Waarom niet op Mertens? Ook de index vermeldt Mertens niet. Jammer is ook dat binnen één auteur de titels niet alfabetisch staan vermeld; elders is de ondertitel niet door de (voorgeschreven) punt-komma van de titel gescheiden (blz. 29). Alle titels zijn zonder annotaties opgenomen; daarom is niet duidelijk welk "Yaerbook" (of Yearbook?) op blz. 35 wordt bedoeld. Het impressum is overal ongeacht de schrijfwijze op het titelblad, in de Nederlandse taal overgebracht. Seriewerken als het jaarverslag van het Davidsfonds of van de Kultuurraad voor Vlaanderen (blz. 34) zijn, telkens per jaar, als monografie beschreven. Hier was één titel met één signatuur voldoende geweest. Het tiende hoofdstuk wordt gevormd door een tweetal lijsten van tijdschriften. De eerste vermeldt gebonden c.q. complete jaargangen, de tweede de fragmentarisch aanwezige periodieken. Een vergelijking van de titels in beide lijsten geeft herhaal delijk afwijkingen te zien terwijl toch een zelfde blad uit eenzelfde periode bedoeld wordt (vgl. blz. 44 en 57 bij "Wetenschappelijke Tijdingen"). Hoe ook het materiaal in het magazijn wordt geplaatst, in de catalogus dient toch op één plaats verantwoording plaats te vinden. Dubbelen hadden zeker niet vermeld hoeven te worden. Ook mist men in deze periodiekenlijst node een aantal bibliogra fische gegevens. Welke drukkerij/uitgeverij in Den Haag verzorgde "Vrij Belgie" in 1915-16? Wie was de hoofdredacteur? De toch al sterk ontwikkelde geschiedschrijving van het Belgische perswezen zou daarmee gebaat zijn. In de inleiding is geen verantwoording van de gevolgde regels afgelegd. Men was dus geheel vrij de "Regels voor de titelbeschrijving", vastgesteld door de Rijkscom missie van advies inzake het bibliotheekwezen te gebruiken. Sinds ongeveer 1954 is er toch het streven om de Pruisische regels (die b.v. bij anonieme werken het eerste substantief in de nominatief als hoofdwoord kozen) te vervangen door de Angel saksische, die het eerste woord (niet-zijnde een lid- of rangtelwoord) tot hoofdwoord kozen. Inmiddels staan nieuwe regels voor International Standard Bibliographical Description (ISBD) op het punt bindend te worden. Dezelfde Rijkscommissie heeft zich ook ontfermd over "Regels voor de alfabetische rangschikking van katalogustitels". Strikte toepassing van beide soorten regels en [179]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1977 | | pagina 42