Na deze onderbreking houdt de heer H. J. van Meerendonk een voordracht over zijn werkzaamheden m.b.t. de Handleiding Vernietiging. Hij begint met er aan te herinneren dat hij tijdens de studiedagen van 1970 een inleiding over het driehoeks overleg bij de archiefselectie en -vernietiging gehouden heeft. Daarna is het werk gestadig voortgegaan. In 1974 kon hij een ontwerp voor vernietigingscriteria voor leggen; deze verkeren thans in het eindstadium. Maar daarmee is de zaak nog niet af. De criteria in de versie-1977 vormen slechts deel 1 van de Handleiding voor selec tie en vernietiging. Deel 2 zal bestaan uit: hoofdstuk 2: voorschriften i.v.m. het ver nietigen van archiefbescheiden, hoofdstuk 3: selectiemethoden voor het vernietigen van archiefbescheiden, hoofdstuk 4: het kostenvraagstuk in het archiefbeheer, hoofdstuk 5: de materiële vernietiging van archiefbescheiden. Vanzelfsprekend zou het bestuur liever alles ineens uitgeven, maar helaas zijn voor deel 2 alleen nog maar bouwstoffen beschikbaar. Thans is hij bezig met voorrang het derde hoofdstuk over de selectiemethoden te voltooien. Op het ontwerp-1974 is vrij veel respons gekomen. Dit ontwerp was ontstaan onder drie invloedssferen, te weten: het geschreven werk van anderen, de reacties van collega's, commissies, werkgroepen e.d., en tenslotte de deskundige commissie, die het werk stap voor stap begeleid heeft. Deze commissie, aangekondigd als "de bredere commissie van deskundigen, samengesteld uit vertegenwoordigers van ad ministratie, registratuur en archiefwezen", is indertijd door het bestuur van de V.A.N. ingesteld en bestaat uit de heren De Vey Mestdagh, Graafhuis, Berends, Brekelmans, Dinkgreve, Otten, Slicher van Bath, Van Veldhuizen en Vervaat. Deze commissie heeft nu alle respons zeer uitgebreid bestudeerd en overwogen. Soms was één opmerking van een enkeling zó juist, dat deze in zijn geheel kon worden over genomen. Soms gaf de opmerking aanleiding tot verandering of de aanzet tot verdere verdieping; reden om de critici erg dankbaar te zijn. Als korte inhoudsopgave van deze Handleiding kan genoemd worden: een verant woording, een uitgebreide inleiding, 21 toegelichte paragrafen ondergebracht in drie groepen: A. Motieven voor het vernietigen, B. Voorwaarden voor het vernietigen, C. Maatstaven voor het vernietigen en niet-vernietigen. Het geheel wordt besloten met een literatuurlijst en de eerste archiefvernietigingslijst ("opruimingsbesluit") van de Algemene Rekenkamer uit 1846, die zeer interessant is omdat daarin is aange geven zowel wat vernietigd als wat bewaard moet worden. De veranderingen t.o.v. het ontwerp-1974 betreffen naast tekstverbeteringen o.a. veranderingen in de volg orde van de paragrafen, daar er aan de systematische indeling van het ontwerp-1974 wat te weinig aandacht was besteed. Ook werd een aantal begrippen nader verklaard. In hoofdzaak het overzicht van de paragrafen volgend kan over de na te noemen aspecten het volgende gezegd worden: de motieven voor het vernietigen zijn geba seerd op de constatering, dat een compleet archief veel bescheiden bevat, die alleen maar administratieve waarde hebben en dan nog maar tijdelijk. Vernietiging van deze bescheiden is een noodzaak. Alleen al bij de rijksadministratie is een hoeveel heid archiefbescheiden geborgen tot een lengte van 300 km1, die veelal nog bewerkt, geselecteerd en geïnventariseerd moeten worden, alvorens naar Rijksarchiefbewaar plaatsen te worden overgebracht. Er moet dus vernietigd worden, al was het maar [100] om ruimte open te houden voor belangrijke niet-overheidsarchieven. Als voorwaarde voor het vernietigen geldt het overleg tussen administratie, tegenwoordige en toe komstige beheerders. In dit driehoeksoverleg wordt de waarde van het archief voor administratie, recht- en bewijszoekenden en historisch onderzoek bepaald. Dit over leg is het belangrijkste voorschrift geworden in het "Besluit algemene richtlijnen vaststelling vernietigingslijsten archiefbescheiden" (K.B. van 19 mei 1972 nr. 7, Staatscourant nr. 109 van 8 juni 1972). Het betekende het einde voor de standpunten die men bij administratieve ambtenaren en een enkele hovaardige archivaris wel aantrof, dat de waarde van de archiefbescheiden alleen door hen bepaald kon wor den. Overleg is thans voorschrift. Na alle overleg worden tenslotte door de ministers de finale lijsten vastgesteld. Ook is er nog een andere voorwaarde, nl. om afspraken te maken wie wat bewaart en wie wat vernietigt, hetgeen uitdrukkelijk vastgelegd dient te worden. Uiteraard is ook een deskundige selecteur een vereiste; het wordt tijd dat dit vak erkenning krijgt. Een gebod is voorts het betrachten van grote zorg vuldigheid t.a.v. de archiefbescheiden in de tijd, die ligt tussen selectie en vernieti ging: deze bescheiden mogen niet in verkeerde handen komen. Na de motieven en de voorwaarden volgen de maatstaven voor het vernietigen of niet-vernietigen. Grondslag voor de selectie is de taak (doelstelling) van een over heidsorgaan en welke plaats kreeg het in verhouding tot andere organen in de maat schappij toegewezen? Om hierachter te komen is echter wel onderzoek vereist. Wan neer dan blijkt dat meerdere organen zich op dezelfde taak gericht hebben en hun archieven ten dele dezelfde gegevens bevatten, kan beslist worden waar er bewaard en waar er vernietigd moet worden. In het algemeen gesproken is een onderzoek naar soortgelijke elders aanwezige gegevens steeds op zijn plaats. In het overleg moet worden nagegaan en vastgesteld of het betreffende overheidsorgaan nog belang heeft bij het bewaren van de bescheiden om administratieve of andere redenen, of de burgers daar persoonlijke belangen bij hebben, en of bewaren van belang kan zijn voor historisch-wetenschappelijk onderzoek. Elke beslissing over vernietigen of niet-vernietigen vereist inzicht in het gehele ar chiefbestand. Vandaar dat degene, die de beslissing moet nemen, moet kunnen be schikken over een globaal overzicht van de voornaamste te bewaren archiefbeschei den. Het gaat erom de groepen aan te duiden, waar te vernietigen stukken worden aangetroffen. Het probleem is dat men meestal wel deze groepen kan aanwijzen, maar zonder selectie, zonder controle, over het algemeen niet kan opruimen, al hoeft deze controle niet te betekenen dat elk stuk gelezen moet worden. Spreker zegt voor stander te zijn van een bewaarlijst naast de vernietigingslijst. Indertijd heeft hij al gepleit voor invoering van een model-vernietigingslijst, waarin overal voor komende vernietigbare bescheiden zijn beschreven. Hij deelt nu mede dat de rijksadministratie daarover intussen kan beschikken, dank zij de vlijt van de sub commissie Semi-statische Archieven van de Permanente Commissie Post- en Ar chiefzaken Rijksadministratie. Bij de aanvang van een gesprek over een nieuwe ver nietigingslijst zorgt dat model voor een goede start. Het is zaak om bij het opbergen van allerlei weinig belangrijke archiefstukken de [101]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1977 | | pagina 3