archieven is namelijk in iedere eenheid een lijst gelegd waarop iedere gebruiker
op de studiezaal zijn naam en het doel van zijn onderzoek dient te vermelden. Via
een Poolse collega heb ik contact kunnen opnemen met de heer Meiier, van wie ik
mij herinnerde dat hij indertijd ook op het Algemeen Rijksarchief in Den Haag
onderzoek had verricht. Dit contact werd snel en gemakkelijk tot stand gebracht
en het bleek dat de heer Meiier over het onderwerp van de Pools-Nederlandse
betrekkingen tussen 1790 en 1795 een uitvoerige dissertatie had geschreven die in
1978 in druk zal verschijnen. Daarnaast is van zijn hand verschenen een artikel in
de Acta Poloniae Historica 33,1976, pg. 43-67, getiteld "A la recherche d une chance
politique inexistante. Autour des relations entre la Pologne et les Pays-Bas (1790-
1975)". Voor de vindplaatsen van zijn materiaal mag ik naar deze studie verwijzen
en naar zijn dissertatie waarvan mij is toegezegd dat de bibliotheek van het Alge
meen Rijksarchief een exemplaar zal ontvangen.
In het Archiwum Glowne heb ik verder een aantal familiearchieven doorgezien
zonder erg veel resultaat. Een aantal vermeldingen betreffende Holland zijn te
vinden in het Archiwum Publiczne Potockich, nrs. 39, 86, 97 en 141. In het Archi
wum ks. Jószefa Poniatowskiego i Marii Teresy Tyszkiwiczowej, nr. 419 bevindt
zich een stuk waarin alle leningen ten behoeve van Polen in Holland gedaan over
de periode 1781-1792 worden vermeld, waaruit blijkt dat het hier om een totaal
bedrag ging van 3.892.555. In het Archiwum Radzwillow, dzial III, 185 en 186
zijn condoleancebrieven van Albertina Agnes van Nassau (dochter van Frederik
Hendrik) en Maria van Oranje-Nassau (de vrouw van Willem III) uit 1687 aan
Louise Charlotte van Brandenburg.
In het Archiwum Nowych Akt, dat de archieven van de Poolse Republiek sinds
1919 overneemt, heb ik de rapporten van de Poolse legatie in Den Haag van voor
1939 ingezien. Ik heb mij hierbij beperkt tot enige steekproeven, waaruit bleek dat
veel van deze stukken betrekking hadden op de ontwikkelingen in Nederlands-
Indië.
In de manuscriptenafdeling van de Nationale Bibliotheek te Warschau bevinden zich
nog enige handschriften die van belang zijn. Het nummer akc. 4266 is geheten
"L'Angleterre et des Pays-Bas 1749-1750" afkomstig van August Georg von Eger-
hard, nr. 3740 is een reisverslag van Bonardi uit 1729 o.a. over Holland.
Nr. 4359, afkomstig van Conradt Carol Toeltens is getiteld "17 lahrige Kriegsdienste
und Reisen in Holland, Brasilien, Moskau und Polen 1640-1657".
Tenslotte nr. II 4840 een ongedateerd handschrift (vermoedelijk rond 1700) af
komstig van Johann Jakob Rembold getiteld "Historische und moralische Beschrei-
bung der sogennanten Music-spiel oder Hurenhauser in England, Holland und
anderen Orten", met onder andere een reeks Hollandse versjes die een porno-
grafisch-moraliserende strekking hebben.
In Warschau en Poznan heb ik onderzoek gedaan naar de kolonisatie van de
Hollanders in het Poolse gebied. In Polen bestonden in de 16e en 18e eeuw een
aantal "Hollandse nederzettingen" (wsie holenderskie). Gegevens hierover zijn te
vinden in de akten van de lagere gerechten. Deze "ksiegi grodzkie i ziemskie"
(Latijn: acta castrensia et terrestria) bevatten akten van civiele en criminele recht
spraak. Op deze delen is in de jaren rond 1950 een klapper gemaakt die, op fiches,
in de studiezaal van het Archiwum Glowne Akt Dawnych staat. Deze klapper
bevat de gegevens van alle bewaard gebleven ksiegi grodzkie i ziemskie, dus ook die
welke in de andere staatsarchieven bewaard worden. De delen die gegevens bevatten
betreffende de "Hollandse nederzettingen" bevinden zich in Warschau, Poznan en
Gdansk. Overigens waren de kolonisten die als "Hollanders" worden aangeduid
lang niet allen afkomstig uit Holland. Over dit probleem wordt geschreven in
Wladislaw Rusinski, Osady trv. oledróv v davnym voj. poznanskim, Poznan 1939-
Krakóv 1947, pg. 3-7, een boek dat voor zover mij bekend in Nederland geen
aandacht gekregen heeft. Een aantal van de akten betreffende de Hollandse neder
zettingen heb ik ingezien. Overigens gaf geen van deze akten nadere informatie
betreffende de herkomst van de bewoners van deze nederzettingen.
In Poznan heb ik voorts nog stukken gezien uit de Kamer van Koophandel over
de periode 1929-1939 betreffende de handel van de Hollanders met het gebied
rond Poznan.
In Gdansk had ik weinig tijd tot mijn beschikking en ik heb mij er in hoofdzaak toe
beperkt om aan de hand van G.W. Kernkamp, Baltische Archivalia, R.G.P. Kleine
Serie nr. 4, 's-Gravenhage 1909 vast te stellen welke bestanden in de Tweede
Wereldoorlog verloren zijn gegaan. Helaas bleken dit er vrij veel te zijn. De berich
ten van de diplomatieke vertegenwoordigers (Acta Internuntiorum, Kernkamp,
pg. 247) met brieven o.a. van Van Aitzema zijn sinds de Tweede Wereldoorlog spoor
loos, evenals de afdelingen Handel (Kernkamp, pg. 258), Religie (Kernkamp, pg.
262) en de archieven van de Gereformeerde en de Mennonitische Gemeente (Kern
kamp pg. 264 en 266). Overigens liggen er in Gdansk ondanks deze verliezen
talloze archivalia die voor Nederland van belang zijn en hebben veel fondsen nog
niet die aandacht gekregen die ze verdienen.
Behalve dat ik het hier beschreven onderzoek heb verricht, heb ik mij laten voor
lichten over problemen als gebouwen en restauratie. Er is allerwege een tekort
aan archiefruimte en veel archiefdepots zijn niet brandveilig. Ook ziet het er niet
naar uit dat in deze toestand op korte termijn veel zal verbeteren. De restauratie
is een zaak die met veel energie wordt aangepakt. Dit is begrijpelijk omdat de
verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog op alle gebieden er toe hebben geleid
dat men nadien datgene wat, zij het beschadigd, toch gered was, zorgvuldig is
gaan restaureren. Dit geldt voor gebouwen, monumenten, kunstwerken en ook voor
de archivalia. Sinds 1949 is er een Centraal Laboratorium dat een onderdeel is
van het Archiwum Glowne Akt Dawnych. Hier werken thans drie akademici
(een chemica, een microbiologe en een conservatrice: er bestaat in Polen een speciale
opleiding voor de conservatie), drie technici met een middelbare opleiding en
zes anderen. Verder werken er in Polen in de Staatsarchieven nog zestig personen
in de restauratiesector. Deze zijn gedurende de laatste vijf jaren aangesteld. Met
name wordt ook veel aandacht besteed aan het conserveren van de zeer moderne
archieven. Ondanks deze inspanningen wordt de klacht dat er eigenlijk nog veel
te weinig aan gedaan wordt, tamelijk veel gehoord.
In Poznan werd mij door de directeur gevraagd om een korte inleiding te houden
[173]