liefhebbers van "aangeklede" genealogieën, méér bijzonderheden vermeldend dan
alleen namen en data, nog wel het een en ander uit de kantongerechtsarchieven zou
den kunnen putten.
IV.2. Inventarisatie.
Op grond van mijn eerder gereleveerde ervaringen bij het doen van steekproeven
in de Gelderse kantongerechtsarchieven (vgl. hiervoor sub IÏI.2.) was ik in eerste
instantie geneigd tot het bepleiten van een grondige (her)-inventarisatie daarvan,
liefst aan de hand van uniforme landelijke richtlijnen, door een gemêleerd gremi-
um" van deskundigen op te stellen. Immers, de bestaande plaatsingslijsten zijn en
kele uitzonderingen daargelaten veelal van een embryonale beknoptheid, qua
rubriekenaanduiding zeer gevarieerd (en veelal verkeerd) en bovendien qua jaar-
gangenopgaven nogal eens onbetrouwbaar. Zelfs aan de Geldermalsense voorbeeld
inventaris" bleken nogal wat gebreken te kleven.
Uit gesprekken met diverse archieffunctionarissen bleek mij echter alras, dat dit
"ideaal" als te hoog gegrepen en voorshands als een "fata morgana" beschouwd
moet worden. Alleen al personeelsgebrek en de nijpende financiën nopen tot een
meer realistische benadering. De kantongerechtsarchieven waarvan het belang
blijkens de bij de Archiefraad aanhangige adviseringsprocedure zeker niet boven
alle twijfel verheven geacht wordt figureren bepaald niet op de lijstjes van urgente
inventarisatieprojecten. Voor zover aan de inventarisatie ervan al iets gedaan zou
kunnen worden, zou dat door middelbare archiefambtenaren te doen moeten zijn.
Deze ambtenaren zouden bovendien voornamelijk aan de hand van uitwendige,
makkelijk hanteerbare criteria moeten kunnen werken zonder verplicht te zijn elk
afzonderlijk stuk door hun handen te moeten laten gaan.
Het bovenstaande in aanmerking genomen schijnt het mij bij nader inzien toe,
dat volstaan zou kunnen worden met deels nieuwe deels verbeterde plaatsingslijsten,
zulks zowel t.a.v. de oudere kantongerechtsarchieven (1838-1877) als t.a.v. de nieu
were (1878-1933) voor zover die laatste althans voor blijvende bewaring in aanmer
king zullen komen. Overeenkomstig het zgn. structuurbeginsel171 zou dan tijdsbe-
sparende factor het oorspronkelijke registratuurplan gehandhaafd kunnen blij
ven172 en het is in dit verband een plezierige bijkomstigheid, dat, althans wat de Gel
derse kantongerechtsarchieven betreft, het oorspronkelijke registratuurplan in de ten
rijksarchieve aldaar berustende kantongerechtsarchieven over het algemeen duidelijk
herkenbaar intact gebleven is173. Wel schijnt het mij met het oog op de bruikbaar
heid dezer archieven voor vergelijkend historisch onderzoek hoogst wenselijk toe,
dat deze nieuwe c.q. te herziene plaatsingslijsten qua indeling en terminologie een
uniform karakter zouden dragen. Ten slotte gaat het hier om rijksorganen met
dezelfde taken en bevoegdheden en om gelijksoortige archieven, geordend volgens
een zelfde plan. Daartoe zouden landelijke richtlijnen ten dienste van de inventarisa-
171 Vgl. Formsma, t.a.p. p. 37.
172 Voor rechtshistorisch onderzoek is dat veeleer een voor- dan een nadeel.
173 Een uitzondering vormt het archief van het Ktgr. Zaltbommel (vgl. hiervoor sub
III.2.d.).
[164]
toren kunnen worden opgesteld, welke tevens een aantal practische wenken zouden
kunnen bevatten174. Als bijlage zou een "modelinventaris" (lees: modelplaatsings
lijst) kunnen worden bijgevoegd, hetzij de herziene inventaris-Geldermalsen, hetzij
een andere175.
Meer in concreto zou het voorgaande hierop neerkomen, dat de bestaande uitge
breidere plaatsingslijsten eerst zouden moeten worden gecontroleerd op hun be
trouwbaarheid176 en vervolgens bij positief resultaat - qua indeling en terminolo
gie voor zover nodig herzien en aangepast zouden moeten worden, hetgeen een even
tuele hernummering met zich mee zou kunnen brengen. Voor wat betreft die archie
ven, welker inhoud slechts in een embryonaal plaatsingslijstje van 4 a 6 verzamel-
nummers is neergelegd, zou de inventarisatiearbeid wat uitgebreider moeten zijn.
Nochtans zou wat de drie hoofdrubrieken civiele contentieuze zaken, strafzaken en
buitengerechtelijke zaken betreft kunnen worden volstaan met een doorlopende
nummering van de voornaamste subrubrieken per "jaargang", welke jaargangen
veelal reeds op de rug der "dozen" zijn aangetekend177. Alleen het nader "uitsplitsen"
van de hoofdrubriek "diversen" zal wat arbeidsintensiever zijn, maar ook hier zal
doorgaans kunnen worden volstaan met het bezien van het eerste en het laatste stuk
in elke omslag, c.q. elk "pak".
Aldus zou in belangrijke mate worden voldaan aan de hiervoor genoemde prae-
alabele randvoorwaarden. Voor wat de archieven uit de periode 1878-1933 betreft
zou met herinventarisatie kunnen worden gewacht totdat een definitieve beslissing
over de eventuele gehele of gedeeltelijke bewaring c.q. vernietiging daarvan zal zijn
genomen (vgl. hierna sub IV.3.). M.b.t. de oudere kantongerechtsarchieven is zij
weliswaar nog langer uit te stellen, maar op een duur onontkoombaar.
IV.3. Vernietiging?
Na het hiervoor sub IV. 1. betoogde zal het weinig verwondering wekken dat ik
op het stuk van de vernietigingsproblematiek een "terme de grace" zou willen be
pleiten voor "de wetenschap". Hoezeer ook juridisch een "medebeslissingsrecht" van
een groep potentiële gebruikers als de eerder genoemde historici onder vigueur
van de Archiefwet 1962 ontbreekt, in dit geval zou ik het in hoge mate betreuren,
indien zij niet in de gelegenheid gesteld zouden worden om hun visie op het belang
van deze archieven voor het historisch onderzoek vóór het nemen van een definitieve
beslissing te geven. Wil dat een verantwoord en goed "doortimmerd" oordeel zijn,
dan is een respijt van enige jaren voor nader onderzoek beslist nodig. Met het
174 Voor wat de nummering van deze plaatsingslijsten betreft zou ik mij willen con
formeren aan het door Formsma (t.a.p. pp. 68-69) dienaangaande aanbevolene.
175 Bij voorbeeld: J. Engelaan, Inventaris van het archief van het kantongerecht te
Brielle, 1878-1920, 's-Gravenhage 1974.
176 Bij omvangrijke, vele tientallen jaren beslaande series zal dat waarschijnlijk slechts
steekproefsgewijze kunnen geschieden, b.v. om de 3 a 5 jaren. De controle der "omslagen"
en "pakken" zal overigens doorgaans beperkt kunnen blijven tot het eerste en laatste
stuk daaruit.
!7' Verificatie door middel van dateringscontrole van het eerste en het laatste stuk van
elke omslag c.q. elk "pak" ware uiteraard nog beter.
[165]