in de laatste plaats bij de studenten wellicht meer belangstelling bestaat dan voor
mediaevistische en prae-mediaevistische studiën. Om er maar een paar te noemen:
de ontwikkeling van de rechtspraak van de kantonrechters in zaken van arbeids-
overeenkomstenrecht, in huur- en ontruimingszaken, in Krankzinnigenwet- en Kies
wetzaken enz. En voor wat de strafzaken betreft zou b.v. een onderzoek naar al
die niet weinige gevallen, waarin een Ktr. een beklaagde ontsloeg van rechts
vervolging, omdat hij de door strafbedreiging gesanctioneerde overtreden provinciale
of gemeentelijke verordening in strijd achtte met de grondwet of een wet in formele
zin169 interessante staatsrechtshistorische perspectieven kunnen bieden.
Veel belangrijker zijn de onderhavige kantongerechtsarchieven naar mijn indruk
als bronnenmateriaal voor historisch-rechtssociologisch onderzoek, o.m. naar het
19de-eeuwse normbesef en naar oorzaken en achtergronden van bepaalde vormen
van "kruimelcriminaliteit". Juist in deze sector moet het beginsel "hoe hoger het
orgaan of college, des te belangrijker het archief" gerelativeerd worden, zeker in
een periode waarin de geschiedenis van "de gewone man" meer en meer in de belang
stelling komt te staan. Immers, voor zover die "gewone man" überhaupt met de jus
titie in aanraking kwam, was dat naar mijn indruk in de eerste plaats met de Ktr. In
het kanton Geldermalsen b.v. liepen nu eenmaal minder moordenaars dan stropers
rond
Natuurlijk zijn er voor de sociologisch geïnteresseerde rechtshistoricus, voor de
rechtssociologisch geïnteresseerde historicus, voor de historisch geïnteresseerde
(rechts)socioloog en voor de zo dadelijk nader te noemen sociaal en/of econo
misch historicus andere en vermoedelijk zelfs belangrijker kenbronnen beschikbaar.
En natuurlijk is daar sinds 1847-1850 de zgn. gerechtelijke statistiek, die volop mate
riaal biedt voor quantificerende studies. In vergelijking met al die andere bronnen
zijn de kantongerechtsarchieven misschien zelfs wel als secundair bronnenmateriaal
te beschouwen. Maar in een tijd, waarin de "grande histoire" meer en meer de vorm
aanneemt van cijfers, grafieken en tabellen -waarvan de waarde overigens niet
wordt betwist kan de "petite histoire", waaraan juist deze archieven zo rijk zijn,
een niet te veronachtzamen aanvullende en illustratieve functie vervullen, zeker als
men de verbalen en zo mogelijk liever nog de daaraan voorafgaande kladaan
tekeningen van de griffiers doorleest van verhoren van partijen, beklaagden en
getuigen. Juist zulke flarden van het toenmalige "volle leven" spreken veelal meer
aan dan uiteindelijk dorre, abstracte cijfers. Spreekt het b.v. geen boekdelen wanneer
een wegens openbare dronkenschap tot twee dagen hechtenis veroordeelde in een
van 1895 daterend gratieverzoek omzetting van die vrijheidsstraf in een geldboete
vraagt "om reden hem en zijn familie zijn van den burgerstand"?
IV.l.b. Belang voor andere historische disciplines.
Hierover vermag ik slechts weinig te zeggen, want dreigend doemt hier de zijn leest
169 Langs deze weg wist b.v. de Nijmeegse Ktr. een tachtigjarige vrouw te behoeden voor
een veroordeling wegens het "misdrijf van het uitkloppen van vloerkleedjes op de open
bare weg". N.B. De term "misdrijf" had onder vigueur van de C.P. de algemene bete
kenis van "strafbaar feit". Vgl. A. A. de Pinto, Handl. t.h. W.v.Sv., 2e dr. Zwolle 1882,
dl. II pp. 58-59 en 67.
[162]
verlatende schoenmaker op.Desondanks waag ik het erop te wijzen, dat ook voor
beoefenaren van andere historische disciplines de kantongerechtsarchieven prima
vista bepaald niet van belang ontbloot zijn.
Daarbij denk ik in de eerste plaats aan de sociale en economische geschiedenis. In
dit verband valt o.m. te wijzen op de strafrechtspraak van de Ktr. inzake over
tredingen van de Wet van 5 mei 1889 S.48 houdende bepalingen tot het tegengaan
van overmatigen en gevaarlijken arbeid van jeugdige personen en van vrouwen
(Arbeidswet), de Wet van 23 juni 1889 S.82 tot voorkoming van bedrog in de boter -
handel, de Wet van 20 juli 1895 S.137 tot beveiliging bij het verblijven in fabrieken en
werkplaatsen (Veiligheidswet), die van 15 april 1896 S.69 tot regeling van het toe
zicht op het gebruik van stoomtoestellen en vele andere wetten en K.B.'s op sociaal-
economisch terrein. En niet te vergeten de civiele rechtspraak van de Ktr. in zaken
van arbeidsovereenkomstenrecht, die betreffende c.a.o.'s daaronder begrepen. Trou
wens, ook deze groep potentiële gebruikers van de onderhavige archieven zal
daarin weer stuiten op een rijk gevarieerd bestand aan "petites histoires", die ook
reeds in hoofdlijnen bekende feiten en ontwikkelingen meer reliëf kunnen
geven. Zo trof ik meermalen procedures tussen twee gemeenten aan, waarvan de
ene ingevolge de Armenwet verleende onderstand trachtte te verhalen op de andere,
zijnde die het "domicilie van onderstand" van de bedeelde. De desbetreffende
processtukken met bijlagen geven een uitstekend inzicht in de toenmalige practijk
van de "armenzorg".
In de tweede plaats vestig ik de aandacht op het belang van dit bronnenmateriaal
voor de locale en streekgeschiedenis. Zo geven processen-verbaal van boedelver
zegelingen vaak een zeer gedetailleerd inzicht in wat er in de woningen van meer- en
minvermogenden alzo aan aardse goederen aanwezig was, zulks tot en met de
voorraden levensmiddelen op zolders en in kelders, de veestapel en het gereedschap
in de schuur. En een paar jaren strafrechtspraak van de Nijmeegse Ktr. zouden
ongetwijfeld een lezenswaardig en levendig artikel kunnen opleveren over b.v. de
baldadigheid in deze stad in een bepaalde periode. Evenzo die van de Geldermal-
sense Ktr. een publicatie over de stroperij in die meer rurale contreien. Ook voor
de beoefenaren van deze takken der geschiedenis is weer een rijk fonds aan "petites
histoires' aanwezig, die zich zeer wel zouden lenen voor publicaties in vooral
periodieken op het gebied van de locale en regionale geschiedenis170. Ondanks het
bezwaar, dat het in zwang komen van de meergenoemde zgn. imprimé's vooral
de vonnissen en beschikkingen een steeds meer stereotiep karakter heeft verleend,
lijkt het mij zeker de moeite waard de genoemde archieven vanuit deze gezichts
punten der locale en regionale geschiedenis nader te exploreren.
Voor andere historische disciplines zijn de kantongerechtsarchieven m.i. van veel
minder belang. Slechts zij nog aangestipt, dat vooral de archieven van de meer
landelijke kantons wellicht de agrarisch historicus nog wat te bieden zouden kunnen
hebben (pachtzaken, pachtsommen van boerderijen en/of los land), en dat ook de
170 Voor wat de meer recente kantongerechtsarchieven uit de 20ste eeuw betreft zij
men echter bedacht op de "privacy-aspecten" die daaraan zouden kunnen kleven i.v.m.
nog levende personen!
[163]