[153] ver- en ontzegelingen, van beëdigingen van voogden en toeziende voogden, beschik kingen waarbij een acte van bekendheid verleend werd, p.v.'s van benoeming en beëdiging van wnd. griffiers, beschikkingen waarbij beperkte handlichting verleend werd enz., zulks veelal met de geannecteerde ingekomen requesten. Vonnissen in contentieuze civiele zaken bleken er bepaald niet in te zitten, zodat geconcludeerd moest worden, dat deze 139 omslagen niet gerangschikt behoren te worden onder de hoofdrubriek "Civielrechtelijke zaken", maar onder de hoofdrubriek "Extra- judici- ele zaken". Benieuwd naar wat laatstgenoemde hoofdrubriek dan wèl behelsde werden daarin vervolgens enige nasporingen gedaan, temeer daar de omvangrijkste "massa" in deze hoofdrubriek gevormd wordt door 16 omslagen met de intrigerende betite ling "Allerhande civiele akten betreffende nalatenschappen, verenigingen en ont zegelingen, voogdijzaken e.d."111 (sic!) (1891 -'93, 1900 en 1908), op het eerste gezicht een allerwonderlijkst mixtum compositum Alras bleek, dat deze 16 omslagen weliswaar inderdaad extra-judiciële zaken bevatten, evenwel op twee na niet van de Gelclermalsense Ktr., maar van diens Utrechtse collega. De aanwezigheid van deze 14 "Fremdkörper" in het Geldermalsense kantongerechts archief zal ongetwijfeld het onbedoelde gevolg zijn van de "logeerpartij" van dit archief op de griffie van het Ktgr. Utrecht, alwaar door onoplettendheid deze partiële "jumelage" zal zijn ontstaan. Meer bevreemding wekt het, dat deze corpora aliena bij de als "voorbeeld" bedoelde inventarisatie niet opgemerkt zijn, zulks temeer omdat de beide wèl Geldermalsense omslagen uit deze reeks112 de Geldermalsense extra-judiciële zaken van het jaar 1900 bevatten, die nu juist ont breken in de subrubriek "civiele akten en vonnissen". ,113. Deze eerste "verkenningen" in het kantongerechtsarchief Geldermalsen leverden dusdoende dit "resultaat" op, dat vastgesteld kon worden, dat een aantal van 14 "omslagen" gereëxpedieerd zullen moeten worden naar Utrecht114, dat twee andere omslagen naar een andere plaats in de inventaris zullen moeten "verhuizen"115 en dat 139 2 omslagen116 vanuit de hoofdrubriek "Civielrechtelijke zaken" zullen moeten verplaatst worden naar de hoofdrubriek "Extra-judiciële zaken". De vervolgens onderzochte subrubriek "audiëntiebladen van civiele vonnissen" (1838-1920)117 bleek inderdaad de audiëntiebladen van de openbare terechtzit tingen in civiele zaken over de aangegeven periode te bevatten, zulks in chronolo gische volgorde en per 3 a 5 jaren in een omslag opgeborgen118. Ze behelsden 111 Inv. nrs. 234-249. 112 Inv. nrs. 242 en 243 (1900). 113 In die subrubriek zit nl. tussen de inv. nrs. 147 en 148 een hiaat het jaar 1900 dat door de inv. nrs. 242 en 243 (1900) precies wordt opgevuld. 114 Inv. nrs. 234-241 en 244-249. 115 De inv. nrs. 242 en 243 te converteren in inv. nrs. 147a en 147b. 116 T.w. de inv. nrs. 59-197 en 147a-147b nw. 117 Inv. nrs. 198-22124 omslagen. 118 Blijkens de inventaris zou er tussen de inv. nrs. 202 en 203 een "gat" zitten, t.w. de audiëntiebladen over 1858. Deze bleken althans gedeeltelijk bij inv. nr. 202 (1854-'57) te zitten. [152] precies wat zulke p.v.'s behoren te bevatten, dus niet alleen de minuten van von nissen in civiele contradictoire en verstekzaken, maar ook de aantekening van in acht genomen vormen en formaliteiten, de zakelijke weergave van de verklaringen van partijen en eventuele getuigen enz. De betiteling van deze subrubriek is daarom enigszins merkwaardig, immers onvolledig. Rond de jaren 1844-1847116 bleken de geregistreerde dagvaardingen, eventuele schriftelijke conclusiën van partijen en processen-verbaal van getuigenverhoren, van deskundigenberichten en van ver horen op vraagpunten enz. alle "aangehecht" d.w.z. bij het audiëntieblad ge voegd te zijn. Rond de jaren 1916-1918120 bleek dit in beduidend mindere mate en wat de dagvaardingen betreft in het geheel niet het geval te zijn. Deze ontbre kende stukken waren elders in het archief althans via de inventaris niet te vinden, evenmin trouwens als het repertorium, waarvan de nummers bij vele zaken in de marge van de audiëntiebladen over 1916-1918 genoteerd staan. De voorhanden rol in civiele zaken (1869-1933)121 bleek van een betrekkelijke waarde; deze bevatte niet meer dan rolnummers, de namen van partijen en de vermelding of de eis was toegewezen of niet. In de hoofdrubriek 'Strafzaken" bleken drie, onderling ten nauwste verband houdende "massa's" of subrubrieken voorhanden, t.w. de rol van strafzaken (1838- 1933)122, de p.v.'s van terechtzittingen in strafzaken (1840-1933)123 en de minuut strafvonnissen (1838-1922)124. De strafrol bleek rond 1840125 de volgende rubriek jes te behelzen: 1 het rolnummer waaronder de zaak werd ingeschreven; 2°. de naam van de beklaagde; 3°. de qualificatie van het telastegelegde strafbare feit, veelal met aanhanling van de desbetreffende strafbepalingen; 4 de datum van de terechtzitting waarop de zaak (voor het eerst) "gediend" heeft; 5°. de datum van het eindvonnis en een summiere weergave van het zgn. dictum daarvan126. Op de rond 1900 gehouden strafrol ontbreekt het sub 4°. vermelde gegeven, maar daarentegen worden dan ook nog vermeld: 6°. de woonplaats van de beklaagde; 7°. een vermelding van comparitie dan wel van verstek van de beklaagde en 8 de vermelding of van het vonnis al dan niet extract verleend is. 119 Inv. nr. 199. 120 Inv. nr. 219. 121 Tnv. nrs. 54-57. 122 Inv. nrs. 252-273, 14 omslagen en 8 "delen". 123 Inv. nrs. 274-543, 269 omslagen. 124 Inv. nrs. 545-817, 272 omslagen. Deze vonnissen zijn niet alleen veroordelende, maar ook vrijsprekende en van rechtsvervolging ontslaande vonnissen. Onder vigeur van het "oude" W.v.Sv. werd nu eens van "vonnissen" dan weer van, "uitspraken" gesproken. De wettelijke terminologie was tamelijk onvast. 125 Inv. nr. 252. B.v. 3,— of 2 dgn", "5 dagen gevangenisstraf", "vrijspraak" of "ontslag van rechts vervolging".

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1977 | | pagina 29