Groningen O. A. M. W. Hartong Friesland drs. A. P. van Nienes (waarnemend) Drenthe drs. A. J. M. den Teuling Overijssel mr. Caspar van Heel Gelderland drs. H. J. A. H. G. Metselaars Utrecht mej. J. G. Riphaagen Noord-Holland dr. A. J. Kölker Zuid-Holland mr. W. Downer Zeeland H. Uil Noord-Brabant L. M. Th. L. Hustinx Limburg W. van Muiken Voorzitter van de commissie bleef drs. J. J. Temminck. Wegens drukke werkzaam heden legde mr. Caspar van Heel het secretariaat neer. Drs. H. J. A. H. G. Metse laars nam zijn taak over. Tevens nam mr. F. C. J. Ketelaar zitting. Het persklaar maken van de kopij, waarvoor de algemene rijksarchivaris reeds eerder assistentie had aangeboden, zal onder zijn verantwoordelijkheid geschieden. Het dagelijks bestuur wordt gevormd door de voorzitter, de secretaris en de heren Hustinx, Ketelaar en Uil. Zij bereiden de vergaderingen van de coördinatiecom missie voor, doen voorstellen aan de leden ervan, opdat deze ze met hun provinciale commissie kunnen bespreken, waarna in de vergadering van de coördinatiecommissie besluiten worden genomen. Daarbij wordt slechts dan naar eensgezindheid gestreefd over de vormgeving van de gids als dat de duidelijkheid voor de gebruiker ten goede komt. Het overleg in de coördinatiecommissie voorkomt in ieder geval dat in de provincies veel werk dubbel wordt gedaan. Verder voert het dagelijks bestuur thans onderhandelingen over de wijze van uitgave. Daarbij staat voorop dat het een gids moet worden die ook door zijn prijs voor een zo groot mogelijk publiek verkrijgbaar is. Thans vinden in alle provincies in meer of mindere mate werkzaamheden aan de gids plaats. Te verwachten valt dat binnen een jaar de gidsen van Zeeland en Gelder land van de pers zijn gekomen, waarna hopelijk binnen niet al te lange tijd die van Groningen, Drenthe en Overijssel zullen volgen. Te verwachten valt dat in 1979 de gidsen van Noord-Holland, Noord-Brabant en Limburg gereed zijn. Moge dan in 1980 de serie worden voltooid door Friesland, Utrecht en Zuid-Holland. De erva ringen van die provincies waar de werkzaamheden het verst gevorderd zijn leren dat het verzamelen van gegevens over archiefbewaarplaatsen, die niet beheerd wor den door een archivaris in de zin van de wet, de meeste moeilijkheden biedt. Mede werking van de provinciale archiefinspecties is daarbij absoluut noodzakelijk. Het minste werk hebben de meeste rijksarchieven. Over het algemeen kunnen zij volstaan met hun gegevens voor de uitgave van 1973 aan te vullen. Hetzelfde geldt voor een aantal gemeente-archieven waar men al plaatselijke gidsen heeft. Al met al zal er nog veel werk verzet moeten worden en veel overleg moeten worden gepleegd. De ervaringen tot nu toe zijn echter in zoverre bemoedigend dat bij het verzamelen van de gegevens op de meest onverwachte plaatsen zeer rijk materiaal te voorschijn komt. Daaruit blijkt nu reeds het belang van deze uitgave, waarin een zo uitgebreid mogelijk overzicht wordt gegeven van het Nederlandse archiefbestand. [124] Bijlagen Brabantse vragenlijst Gegevens over de archieven en verzamelingen ten behoeve van het wetenschappelijke gedeelte van de gids. 1. Naam van het archief (c.q. verzameling): 2. Periode: met retroacta: 3. Omvang: m. 4. Geordend: ja/nee/redelijk 5. Geïnventariseerd: ja/nee a. indien geïnventariseerd, inventaris: op fiches/handschrift/typeschrift/gedrukt b. auteur(s): titel: plaats en jaar van uitgave: 6. Geïndiceerd: geheel/nee/gedeeltelijk nl.: indien geïndiceerd, index: op fiches/boekvorm 7. Nummer van het archief/verzameling in de eigen systematiek: 8. Categorie waartoe het archief/verzameling behoort: 9. In bewaring gegeven door/aan: 10. Openbaarheid, beperkt: ja/nee 11. Het gedeelte van het archief/verzameling berust in 12. Bevat ook de archieven/verzamelingen: a. b. c. d. 13. Literatuur: auteur: titel: plaats en jaar van uitgave: 14. Andere bijzonderheden waarvan de kennisname voor een goed gebruik van het archief/verzameling noodzakelijk is: [125]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1977 | | pagina 15