automatiseringsgebeuren is zonder meer noodzakelijk om de voorgeschreven be handeling van computerbescheiden als archiefbescheiden te kunnen realiseren. Daartoe moet de archivaris zich op beleidsinveau doen inschakelen, opdat zijn eisenpakket als vereisten vooraf aan de verwerking van de gegevens wordt opge legd. (Dit ontheft hem tevens van de noodzaak zich in de techniek van de materie in te werken). De archivaris zal daarom niet alleen als beheerder van archieven op moeten treden, maar vooral als toezichthouder op en begeleider van het be sturingssysteem, dat als basis voor het beleid en de uitvoering daarvan archieven, bestaande uit papieren-, perkamenten- en computerbescheiden, vormt. 3. Om het hiervoor genoemde te bewerkstelligen zullen centrale en overal gelijke richtlijnen moeten gelden voor de vorming van archieven van computerbeschei den en voor het beheer en de inspectie daarvan. Bij het opstellen van deze richt lijnen zal de archivaris een zware stem in het kapittel moeten hebben. 's-Gravenhage, 27 januari 1977. Iets over de werkzaamheden voor de provinciale archiefgidsen In 1973 verscheen De rijksarchieven in Nederland, Overzicht van de inhoud van de rijksarchiefbewaarplaatsen, in twee delen. In feite de tweede druk van het gelijknami ge werk in één deel, dat in 1953 was verschenen. Deze rijksarchiefgids voorzag zoda nig in een behoefte, dat al in maart 1974 de uitgever, namelijk de Staatsuitgeverij, de algemene rijksarchivaris benaderde voor een nieuwe druk. Tegelijk signaleerde de Staatsuitgeverij een behoefte aan overzichten van de inhoud van andere openbare archieven dan de rijksarchiefbewaarplaatsen. De algemene rijksarchivaris legde de suggestie van de Staatsuitgeverij onmiddellijk voor aan de voorzitter van de vereni ging van archivarissen in Nederland met de opmerking, dat hij meer voelde voor overzichten van alle openbare archiefbewaarplaatsen in bepaalde regio's. Ook het bestuur van de vereniging reageerde in mei 1974 positief op de suggestie van de Staatsuitgeverij, maar voor het eerst werd er toen gesproken van provinciale over zichten van openbare archiefbewaarplaatsen. Het VAN-bestuur vond evenwel dat de provinciale archiefinspecteurs zich eerst in deze zaak positief dienden uit te spre ken, want zonder de steun van deze groep archivarissen achtte het bestuur realisatie niet mogelijk. Een maand later bleken ook de provinciale archiefinspecteurs bereid medewerking aan de provinciale archiefgidsen te verlenen. Iedereen was tot dan toe enthousiast, maar iedereen zag ook bezwaren. Veel werk zou verzet moeten worden. Al vroeg werd de gedachte geopperd een ambtelijke secretaris te belasten met de coördinatie, hetzij in dienst van het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk of de rijksarchiefdienst, hetzij in dienst van het interprovinciaal overleg. De algemene rijksarchivaris verklaarde zich bereid te zijner tijd extra administratieve assistentie voor het persklaar maken van de kopij ter beschikking te stellen. Reeds eerder was de Werkgroep Historie en Archeologie in Zeeland gestart met het verzamelen van gegevens voor een Zeeuwse archiefgids. En ongeveer tegelijk met het [122] initiatief van de Staatsuitgeverij, algemene rijksarchivaris en VAN waren ook in Noord-Brabant en Gelderland werkgroepen begonnen met de voorbereidingen van provinciale overzichten. Eind 1974 betuigde ook de kring van gemeente- en streekarchivarissen haar belang stelling voor het kennelijk door de vereniging van archivarissen uit te voeren plan. Het zou nog tot 26 juni 1975 duren alvorens de landelijke coördinatie-commissie voor de provinciale archiefgidsen door de voorzitter van de vereniging van archi varissen in Nederland werd geïnstalleerd. Deze commissie bestond uit drs. J. J. Temminck, voorzitter, mr. Caspar van Heel, secretaris, H. Uil en L. M. Th. L. Hustinx, leden. De commissie kreeg tot opdracht de uitgave van provinciale overzichten van openbare archiefbestanden zoveel mo gelijk te coördineren en waar nodig te stimuleren. Zoals gezegd, de landelijke com missie begon met te constateren, dat in Zeeland, Gelderland en Noord-Brabant al veel voorwerk was verricht. Met name in de beide laatstgenoemde provincies had men zich gebogen over de vraag, wat er in de overzichten opgenomen moest worden en hoe de vragenlijsten daarvoor moesten worden samengesteld. De Gelderse com missie beperkte zich daarbij tot die vragen, die van direkt belang waren voor de samenstelling van een archiefgids, terwijl het standpunt van de Brabantse commis sie was: als we toch gegevens verzamelen, laten we dan zoveel mogelijk gegevens zien te verkrijgen. In Noord-Brabant werd van meet aan gedacht aan een data-bank voor archieven. Aangezien men het echter wel eens was over de vraag welke gegevens per archiefbewaarplaats en per archief in de gids vermeld moesten worden leverde deze discrepantie geen moeilijkheden op, zodat nu gewerkt wordt met een Gelderse vragenlijst, met alleen vragen naar gegevens voor de gids, en een Brabantse, met de zelfde vragen, aangevuld met een aantal vragen naar gegevens voor de databank (zie bijlage). De Gelderse commissie werd ingesteld door de Gelderse archivarissen- dag, en heeft als opdracht gekregen een gids samen te stellen van alle archiefbe waarplaatsen in de provincie, waar archieven worden beheerd die raadpleegbaar zijn, ongeacht of dit archiefbewaarplaatsen zijn van de overheid of niet. Met name het Katholiek Documentatie Centrum in Nijmegen ziet zijn archieven graag opge nomen in de Gelderse gids. Inmiddels heeft men in Limburg te kennen gegeven persé de archieven van het Sociaal Historisch Centrum in Maastricht in zijn gids te wil len opnemen. Ook een aantal andere provincies zou graag enige grotere archieven, die zich (nog) buiten een archiefbewaarplaats in de zin der archiefwet bevinden in de gids willen opnemen. De Brabantse commissie wil dat persé niet. In ieder geval zul len de archieven van de Eerste en Tweede afdeling van het Algemeen Rijksarchief niet in de Zuid-Hollandse gids worden opgenomen, maar in een aparte gids. De op 26 juni 1975 opgerichte commissie achtte zich te klein om optimaal te kunnen co- ordineren. Efficiënter leek het dat de commissie zou bestaan uit vertegenwoordigers der elf provincies. Daarbinnen zou een kleine groep moeten blijven optreden als een soort dagelijks bestuur. Op 20 mei 1976 is de uitgebreide coördinatiecommissie geïnstalleerd. Zij bestaat uit de volgende leden: [123]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1977 | | pagina 14