De mening van de Landelijke Kring van Gemeente- en Streekarchivarissen
Verder maar in het midden latend of de V.A.N. inderdaad voortvarend en diligent
geweest was in de afgelopen jaren, kan wel gesteld worden dat de in 1974 opgerichte
Landelijke Kring van Gemeente- en Streekarchivarissen tijdig in staat was aan de
minister een duidelijk advies uit te brengen. Zij had reeds tevoren haar grote bezwa
ren tegen de strekking van het A.L.O.-rapport I ter kennis van het V.A.N.-bestuur
gebracht en wist nu haar wensen te formuleren m.b.t. de toekomstige archief-organi
satie. decentralisatie van het rijksarchiefbeheer en een beperkte nuttige centralisatie
van het locale archiefbeheer. Anders dan de commissie-A.L.O. in haar eerste rapport
t a.v gewesten naar voren gebracht had, stond de Kring instelling voor van zelf
standige (mini)provinciale archiefdiensten met taken ten behoeve van de provincie
zelf en met taken ten behoeve van de daarin liggende gemeenten. Binnen de pro
vincies n.s. zouden aan gemeenten of groepen van gemeenten, die dat zouden wen
sen, onder bepaalde voorwaarden zorg en beheer van de gemeentelijke archiefbe
scheiden in medebewind teruggegeven of gegeven kunnen worden. Ter versterking
van de provinciale archiefdienst en ter voorkoming van verdubbeling zou de pro
vinciale archiefbewaarplaats tevens moeten fungeren als archiefbewaarplaats van
de provinciehoofdplaats.
De taken, die de krachten der afzonderlijke gemeenten te boven gaan, zouden aan
de provincie n.s. opgedragen moeten worden.
De van ouds bestaande rijksarchiefbewaarplaatsen in de provincie zouden voorlopig
als zodamg kunnen blijven bestaan; na een overgangsfase van hoogstens 30 jaar
zou het beheer van deze archiefbewaarplaatsen met hun afgesloten samenhangende
inhoud (later het conglomeraat" genoemd) ten laste moeten komen van de pro
vincie as. Het zou niet efficiënt zijn in de oude hoofdplaatsen tot in verre toekomst
rijksarchief bewaarplaatsen (voor het conglomeraat) en archiefbewaarplaatsen van
de provincie n.s. naast elkaar te laten voortbestaan.
De gemeente- en streekarchivarissen waren vrij gemakkelijk tot overeenstemming
gekomen, omdat hun belangen onderling identiek waren. Hetzelfde geldt voor het
Convent van rijksarchivarissen, dat zich uitsprak voor handhaving van de r.ïks-
arc leven m de hoofdsteden van de provincies oude stijl: het conglomeraat zou
definitief beheerd moeten blijven door de rijksarchiefdienst.
Het tweede concept-rapport van de commissie A.L.O.
De V.A.N. bestaat uit leden, die werkzaam zijn bij diverse categorieën overheids-
richrtn?d6\ w°0r ta'mde °rganisatie Van het archiefwezen in verschillende
f nl!en- Wanneer d,e archieforganisatie in het geding is, moet er daarom
mee gerekend worden dat belangentegenstellingen de objectiviteit van de besluitvor
ming in de weg kunnen staan. De ene groepering kan de vermeende belangen van de
andere groepering zelfs gaan schaden, wanneer zij de meerderheid der stemmen
weet te verwerven. Om de V.A.N., met haar leden uit de sfeer van het rijk en van
e gemeenten beide nu te behoeden voor verdere verwarring en daaruit voortvloei
ende escalatie van tegenstellingen, raadde de Kring af om te trachten de onderhavige
gevoelige zaak opnieuw met behulp van een stemming tot oplossing te brengen
[40]
Zóveel sternen voor en zóveel tegen zou in V.A.N.-verband het probleem niet kun
nen oplossen.
In het najaar van 1976 verscheen een geheel vernieuwd A.L.O.-rapport (II). Verge
leken met het A.L.O.-rapport I vinden wij er de stelling in terug dat onder vigueur
van de bestaande wetgeving iedere gemeente verplicht moet worden een wetenschap
pelijk archief ambtenaar in de zin van de wet aan te stellen als gemeentearchivaris.
Of een gemeente dat zelfstandig moet doen of in samenwerking met andere ge
meenten wordt in het midden gelaten. Binnen het archiefwezen is deze stelling, die
alle gemeenten verplicht tot doelmatig archiefbeheer, reeds lang communis opinio;
dat ze nog eens gemotiveerd onder woorden gebracht is, kan geen kwaad.
Het A.L.O.-rapport II getuigde van veel meer realiteitszin dan de eerste niet voldra
gen pennevrucht van de commissie. Behalve diverse ongefundeerde uitlatingen en
passages, heeft zij ook haar axioma geschrapt dat de gemeenten, koste wat koste,
alléén verantwoordelijk zouden moeten blijven voor hun eigen archieven. In 1975
sloot zij nog uit "dat aan gewesten de zorg voor de archieven van gemeenten (en
waterschappen) wordt opgedragen en dat alle locale autonomie in de archiefzorg
wordt opgeheven" en dat gewesten verantwoordelijk zouden zijn voor hun eigen
gewestelijke archieven. In 1976 aanvaardde zij daarentegen opdracht van de zorg
voor de gemeentelijke archieven aan de provincie n.s. als één van meerdere moge
lijkheden. Ook kreeg zij in 1976 oog voor de noodzaak van "bredere" (intergemeen
telijke) samenwerking op het gebied van technische verzorgingsaspecten, zij het dat
zij daarbij nog niet zozeer dacht aan het groter draagvlak van de provincie n.s. Toch
was er onverwachts sprake van belangrijke concessies in de richting van de denk
beelden, die neergelegd waren in het verworpen concept-rapport Gewestvorming en
in het door de Kring aan de minister van C.R.M. uitgebrachte advies. De tijd had het
oordeel doen rijpen.
In haar rapport A.L.O. II presenteerde de commissie overigens een scala van moge
lijkheden, waaruit zij zelf geen keus kon aanbevelen, omdat aan elke oplossing voor-
en nadelen kleefden.
Voorkeuren leefden er binnen de commissie wel: een goed lezer merkt dat haar
geestdrift voor de tot stand koming van provinciale archiefdiensten n.s. niet bijster
groot was (om practische redenen zouden de provincies n.s. hun archieven kunnen
gaan onderbrengen in de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie o.s.) en dat zij het
conglomeraat liever een rijksaangelegenheid wilde laten dan het onder provinciaal
beheer te brengen. Voor vervulling van bovengemeentelijke en intergemeentelijke
taken op archiefgebied bleef zij samenwerking tussen gemeenten op grond van de
wet gemeenschappelijke regelingen prefereren boven samenwerking binnen het
verband van de provincie n.s., daarmee verwaarlozend hetgeen in het concept
ontwerp van wet reorganisatie binnenlands bestuur (in navolging van het concept
ontwerp van wet op de gewesten) m.b.t. het systeem der gemeenschappelijke rege
lingen naar voren gebracht was.
Door evenwel niet verder te gaan dan het aangeven van voorkeuren en door de
keus over te laten aan de lezers, was het rapport juist wel aannemelijk voor alle
[41]