Als de kruitdamp optrekt meningsvorming inzake de gevolgen van reorganisatie binnenlands bestuur voor het archiefwezen bevelen van degenen die zorg dragen voor de archiefbescheiden der gemeentelijke orga nen: burgemeester en wethouders. De gemeentearchivaris staat derhalve naast en niet onder de gemeentesecretaris. Ter secretarie benoemd is de gediplomeerde archiefambtenaar echter ondergeschikt aan iifuu terreln1 mfestal niet deskundige secretaris. Wat dat in de praktijk voor gevolgen zal hebben inzake het beheer van de archieven en de inspectieopdracht of de voorberei ding van een eigen dienst, valt niet te overzien. Hoe dan ook, de verantwoordelijkheid voor het archiefbeheer blijft bij de secretaris berusten. Zal voor een archivaris de openbaarheid, d.w.z. de dienstverlening aan de gebruiker de hoofdzaak zijn voor de secretaris kan het belang van het gemeenteapparaat vooropstaan. Het is met ondenkbaar dat deze belangen met elkaar in strijd komen. In dit systeem is derhalve de openbaarheid onvoldoende gewaarborgd. En omdat de archiefambtenaar geen hoofd van dienst is, zal hij minder sterk staan in zijn contact met de andere diensthoofden terzake van de inspectie van de niet overgebrachte archieven. Dit is een ernstige handicap. Op grond van bovenstaande motieven is de commissie tot haar in het -rapport geformu leerde standpunt gekomen. Ter adstructie volgen hier nog de teksten van de desbetreffende artikelen uit de Archief wetten van 1918 gew. 1928, en 1962, alsmede het commentaar van R. Fruin op de wets wijziging van 192 845. p Tekst art. 15 redactie 1918: De in de bewaarplaats overgebrachte archieven worden beheerd door den Secretaris. Het tweede lid van art. 103 der Gemeentewet vervalt. Met afwijking van het bepaalde in het tweede lid hierboven kan het beheer worden opgedragen aan een archivaris, mits deze een wetenschappelijk ambtenaar in de zin van art. 3 is. Tekst art. 15 redactie 1928: De in die bewaarplaats overgebrachte archieven worden beheerd door een archivaris die wetenschappelijk ambtenaar is in de zin van art. 3 van deze wet, of, zoo geen zoo danige archivaris mocht zijn benoemd, door den Secretaris. t0®lichtin® °P hct vo°retel tot wijziging van art. 15 van de archiefwet 1918 in 1928, geciteerd naar het Commentaar van Fruin: Het verdient aanbeveling om duidelijker dan bij de tegenwoordige redactie van artikel 5 het geval is, te doen uitkomen, dat uit een archivistisch oogpunt bezien de normale en dus meest gewenschte toestand is, dat een gemeentearchief wordt beheerd door een deskundig archivaris en dat alleen bij gebreke van dien het beheer wordt opgedragen aan den gemeentesecretaris. Tekst art. 25.1 redactie 1962: frchieGmhrnf6 arCHhiefbewaarPlaats wordt beheerd door een hoger of middelbaar o zo tTn zol lm Va" ar\kd 9' die dC titel draagt Van gemeentearchivaris, ot, zo geen zodanige archivaris mocht zijn benoemd, door de secretaris. 45 R. Fruin, De Archiefwet 1918, Staatsblad 378, derde stuk, Alphen a/d Rijn, 1929, p. 14. [36] Dat de Vereniging van Archivarissen in Nederland grote moeite gehad heeft met het projecteren van de wetsontwerpen, die een reorganisatie van het binnenlands bestuur beogen, op het archiefwezen, is geen wonder. Het concept-rapport Gewestvorming De meningen binnen de archivarissenwereld over het nut van die reorganisatie waren en zijn als overal elders bijzonder verdeeld. Een bij velen levende duidelijke anti pathie tegen de tot stand koming van gewesten als zodanig leidde ertoe dat het concept-rapport Gewestvorming door de V.A.N.-vergadering op 29 november 1973 werd weggestemd: de voorgestelde gewesten bedreigden immers zowel het opge trokken bouwwerk der voortgaande rijkscentralisatie als de bolwerken van provin ciale identiteit en gemeentelijke autonomie. Ervan uitgaande dat om financiële en organisatorische redenen archiefzorg en archiefbeheer van kleinere gemeenten af zonderlijk een onhaalbare kaart is en dat met name bepaalde archieftaken als inspec tie, restauratie, klank- en beelddocumentatie met bijbehorende technische voorzie ningen, alleen in groter verband uitvoerbaar zijn, was voorgesteld om als er gewes ten zouden komen de zorg voor de overgebrachte gemeentelijke archiefbescheiden een gewestelijke taak te maken. Daarbij was een gedecentraliseerde organisatievorm bepleit binnen het gewest: gemeente- en streekarchivarissen ('rayonarchivarissen' ge noemd) zouden belast blijven met het beheer der locale archiefbescheiden, maar zouden voor de uitvoering van bovengenoemde taken, die de krachten der afzonder lijke gemeenten te boven gaan, aangewezen zijn op de gewestelijke archiefdienst. De bedoeling was van de gelegenheid gebruik te maken om te komen tot een noodzake lijke bundeling van locale archiefzorg en locaal archiefbeheer binnen de regio, aan geduid als "nuttige concentratie". Elke gemeente zou het recht hebben een beroep te doen op de gespecialiseerde medewerkers en de technische outillage van de gewes telijke archiefdienst. De gewestelijke archivaris zou natuurlijk ook belast dienen te worden met het be heer van de overgebrachte eigen gewestelijke archiefbescheiden en het toezicht op het beheer van de niet overgebrachte gewestelijke en gemeentelijke archiefbeschei den. Om practische redenen zou de gewestelijke archiefbewaarplaats tevens als archiefbewaarplaats van het rayon der centrumgemeente moeten fungeren. [37]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1977 | | pagina 22