Zeker bij verwijzing naar inventarissen in een archiefgids verdient het aanbeveling
duidelijk te maken wat de gebruiker van een "inventaris" mag verwachten11. De
methode van het Sociaal-Historisch Centrum de term inventaris reserveren voor
de uitgebreide ingang als hierboven omschreven, voor de overige gevallen een
term als overzichtsstaat en die van het overzicht van de bedrijfsarchieven van
De Booy en Looijenga (onderscheid tussen inventaris, ingang ter plaatse en plaat
singslijst) lijken mij juist.
Voor de in de typologie van Leesch voorkomende termen "Vollinventar" en "Aus-
lese-inventar" hebben wij geen equivalent. Een "Vollinventar" reconstrueert op
papier een archief waarvan de delen verstrooid zijn, terwijl een "Ausleseinventar
een naar onderwerp of tijd begrensd deel van een archief beschrijft12. Een zodani
ge Ausleseinventar "die sich mit der Inventarisierung der besonders bemerkens-
werten Stücke aus einem Bestande begnügt" zou in de Nederlandse terminologie
de naam inventaris niet verdienen. "Vollinventare" komen in ons land voor13; het
lijkt in de Nederlandse verhoudingen niet nodig dergelijke inventarissen met een
bijzondere term aan te duiden; bij elke inventarisatie zal getracht worden althans
op papier het restauratiebeginsel14 toe te passen.
De thematische inventaris wordt hierna besproken.
Ad 1.5. Tafels
Evenals Mentink zou ik onderscheid willen maken tussen nadere toegangen tot
archieven (of gedeelten van archieven) en nadere toegangen tot bepaalde archief
bestanddelen. Het verschil is, zoals 37 van de "Handleiding" het uitdrukt, dat
de eerste een overzicht van de inhoud van het archief, de laatste een overzicht
van de inhoud der stukken bieden.
Ad 11.1. Overzichten van archief inventarissen
De door Mentink vermelde overzichten van archiefinventarissen worden niet door
Leesch genoemd. Wij kennen in ons land het "Repertorium van inventarissen"15:
een nuttig hulpmiddel, maar m.i. overbodig wanneer t.z.t. de serie provinciale ar-
chiefgidsen zal zijn verschenen.
11 Vgl. mijn recensie van "De rijksarchieven in Nederland" in N.A.B. 78 (1974) 347-
348.
12 B.v. A. L. HEERMA VAN VOSS, Rekeningen en andere stukken betreffende Fries
land, afkomstig uit de Hollandsche Rekenkamer (1515-1575) ('s-Gravenhage 1949).
13 Zie bv. H. DOUMA. Inventaris van het archief van het Kruisherenklooster Sint-
Agatha 1371-1887, eerste stuk ('s-Hertogenbosch 1972) (Rijksarchief in Noord-Brabant,
inventarisreeks nr. 9), waarin stukken uit verschillende depots beschreven zijn; de num
mers van de bestanddelen die in het rijksarchief in Noord-Brabant berusten zijn cursief
gedrukt. Vgl. "Handleiding" 12.
14 Nederlandse archiefterminologie nr. 85.
15 W. J. FORMSMA - B. VAN 'T HOFF - J. MEINEMA, Repertorium van inventa
rissen van Nederlandse archieven (Groningen 19652); in onze buurlanden: J. NICODÈ-
ME, Repertorium van inventarissen van archieven in België bewaard (Brussel 1970); H.
SCHMITZ - H. TIEPELMANN, Übersicht über die Veröffentlichungen der Archivver-
waltungen und Archivare in der Bundesrepublik Deutschland 1945-1970, Beiheft 1 Der
Archival- (Diisseldorf 1971).
252
Ad 11.3. Bijzondere vormen van archief gidsen
De Franse archiefgidsen worden onderverdeeld in gidsen per depot, gidsen per
archief of groep van archieven en gidsen per categorie van onderzoek.
a' archiefgidsen per depot
De samenstelling van archiefgidsen per depot is in 1969 door de Franse archief
directie voorgeschreven in een instructie, die tevens voorschriften voor de inhoud
geeft16.
Elke gids bestaat uit tenminste vier delen: praktische inleiding, geschiedenis van
het depot en de collecties, lijst van inventarissen en andere toegangen en tenslotte
een beschrijving van de archieven in de in Frankrijk voorgeschreven volgorde van
archieven.
De departementale archiefgidsen bevatten ook een hoofdstuk gewijd aan de ar
chiefdepots buiten de Archives departementales en soms een hoofdstuk over be
langrijke archieven buiten het departement.
De beschrijving der archieven in de gids geschiedt op min of meer dezelfde wijze
als in een "état sommaire" (zie hiervoor onder 1.1), aangevuld met institutioneel-
historische gegevens, aanwijzingen over de structuur van het archief, opsomming
van de verschillende categorieën archiefbescheiden, met jaartallen, en van de in
ventarissen en andere toegangen (door verwijzing naar de voorafgaande lijst van
inventarissen). De omvang van het archief wordt in strekkende meters uitgedrukt.
Dikwijls besluit een bibliografie de beschrijving.
De naar mijn (subjectieve) mening best geslaagde recente Nederlandse archiefgidsen
per depot zijn:
G. W. A. PANHUYSEN, Overzicht van de archivalische bronnen voor de geschiedenis
van Limburg, bewaard in het rijksarchief te Maastricht, Limburg's verleden, deel 2
(Maastricht 1967) 704-780, ook als afzonderlijke overdruk.
Deze archiefgids is tevens een gids van de bronnen met betrekking tot een bepaald ter
ritorium, daar ook aanwijzingen voor archiefonderzoek buiten het tegenwoordige Ne
derlands Limburg worden gegeven.
E. PELINCK, Het Koninklijk huisarchief, geschiedenis en overzicht ('s-Gravenhage
1971).
TH. P. M. HUIJS (red.), Overzicht van de inhoud van de archiefbewaarplaats van het
Sociaal-Historisch Centrum voor Limburg, Studies over de sociaal-economische geschie
denis van Limburg 19 (1974) [Jaarboek van het Sociaal Historisch Centrum voor Lim
burg] 45-202.
G. 'T HART - J. A. VAN DEN HOEK, Gids van Rijnlands archieven 2 dln. (Leiden
1976).
a"archiefgidsen voor een aantal depots
Nederlandse voorbeelden:
W. J. FORMSMA, Archiefgids van Overijssel (Groningen 1942).
A. LE COSQUINO DE BUSSY - W. J. FORMSMA - B. VAN 'T HOFF, Gids voor de
archieven van gemeenten en waterschappen in Nederland (Groningen 1945).
16 DUCHEIN, a.w., 120-125, BAUDOT, a.w., 256. Vgl. de voorbeelden bij BAUDOT
a.w., 278-281.
253