terminologie in een aantal gevallen af van de in Frankrijk en Duitsland gebrui kelijke dat is niet zo erg, mits we het maar beseffen. Mentink heeft, in de marge van de studiedagen 1973, een systematisch overzicht gegeven van de methoden voor het toegankelijk maken van archieven3. Hij onder scheidt: I. "gewone" methoden voor het toegankelijk maken van archieven; II. methoden voor het nader toegankelijk maken van bepaalde archivalia; III. methoden voor het nader toegankelijk maken van archieven of gedeelten van archieven. In categorie III vallen overzichten van de archieven in één of meer bewaarplaat sen, overzichten van archiefinventarissen, gidsen voor de bronnen voor de ge schiedenis van een bepaald gebied van onderzoek of een bepaald territorium en hulpmiddelen die een "inhoudelijke vertaling" van archieven geven. Niet zo ge lukkig lijkt het me om deze categorie te beschouwen als methoden voor het nader toegankelijk maken van archieven. Ik zou de overzichten en gidsen juist als een eerste, globale vorm van toegang willen beschouwen, terwijl de klassieke inventa ris een verder gaande, nadere toegang biedt. De door Mentink onder I gerang schikte regesten passen m.i. beter in categorie II, waartoe volgens hem ook de spe cificaties van c.q. indices op de inhoud van series (b.v. van ingekomen brieven) behoren. Een betere indeling van ingangen en hulpmiddelen verkrijgt men door als onder scheidende kenmerken aan te nemen: A. de omvang van het toegankelijk gemaakte archiefbestand, naast B. de graad van ontsluiting. Deze onderscheiding (naar "Umfang des erfassten Archivgutes" resp. "Intensitat der Verzeichnung") wordt toegepast door Leesch in zijn eerstaangehaalde artikel. Leesch' classificatie 3a zoveel mogelijk volgend (ik ga straks in op de verschillen met de Duitse en Franse terminologie) kom ik tot het volgende schema. 3 Nederlands Archievenblad (NAB) 77 (1973) 349-350. 3a Vgl. ook K. H. DEBUS, Erschliessung von Archiven und Archivbestanden durch Übersichten und Verzeichnisse, Veröffentlichungen aus rheinland-pfcilzischen und saar- landischen Archiven, Kleine Reihe, Heft 4 (Koblenz 1975) 3-55, waar ook andere Duit se classificaties worden besproken. 248 l HOOFDVORMEN II BIJZONDERE VORMEN Overzichten 1. Staten van aanwezige archieven 2. Archief gidsen 1Overzichten van archiefinventaris sen 2. Magazijnstaten 3. Archief gidsen a. per depot b. per archief, per fonds of per categorie van archieven of fond sen c. per categorie van onderzoek Toegangen tot afzonderlijke archieven 3. Lijsten 4. Thematische inventarissen 4. Inventarissen 5. Magazijnlijsten, plaatsingslijsten 6. Archiefanalyses Toegangen tot archiefbestanddelen 5. Tafels 7. Analytische inventarissen 6. Indices 8. Regesten (-lijsten) 9. Repertoria ad 1.1Staten van aanwezige archieven Het meest globale overzicht van de inhoud van een archiefbewaarplaats is een systematische opsomming van de in een (of meer) archiefbewaarplaatsen aanwe zige archieven en verzamelingen, met aanduiding van de jaren en omvang en ver melding van aanwezige toegangen. Enkele voorbeelden: a. voor één archiefbewaarplaats: H. G. WONDAAL - R. BRAAD, Overzicht van de archieven geplaatst in het hulp depot van het algemeen rijksarchief in Schaarsbergen (z.pl. 1975); Lijst van archieven en collecties berustende in het gemeentelijk archiefdepot van Zutphen (z.pl. 1973); b. voor meer archiefbewaarplaatsen: Gids voor de archieven van gemeenten en waterschappen in Nederland, samenge steld in opdracht van de Vereeniging van archivarissen in Nederland (Groningen 1945); E. P. DE BOOY - A. J. LOOIJENGA. Overzicht van archieven van particuliere ondernemingen berustend in openbare archiefbewaarplaatsen (z.pl. 1975). 249

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1977 | | pagina 5