zijden had geschreven over mr. Louis Baron Gericke van Herwijnen (1814-1895), van 1852 tot 1870 Nederlands gezant te Brussel, van augustus 1870 tot januari 1871 gezant te Londen, van 1871 tot 1874 minister van Buitenlandse Zaken en van 1875 tot 1895 andermaal gezant te Brussel, daarbij steeds vertrouwensman van koning Willem III en van koningin Emma en zeer gewaardeerd door koning Leopold II. Bij zijn onderzoek naar de internationale positie van de Europese mogendheden van de tweede rang Nederland en België begon Tamse met 1859, toen de kleine staten schenen bedreigd te worden door het nationaliteitenbeginsel, waardoor de Italiaanse eenheid begon tot stand te komen. Had de Innsbruckse hoogleraar Von Inama-Sternegg in 1869 in zijn boek "Die Tendenz der Gross-Staatenbildung in der Gegenwart het bestaan van kleine neutrale staten onzedelijk gevonden, met de verwezenlijking van het koninkrijk Italië met Rome als hoofdstad in 1870 en het Duitse keizerrijk van 1871 bleek het nationaliteitenbeginsel voorlopig tot stil stand te zijn gekomen zonder dat Nederland, België en Luxemburg hun onafhan kelijkheid hadden verloren. Tamse zet dit nauwgezet uiteen aan de hand van toen malige kranten, tijdschriften, brochures enz. en van latere geschiedwerken, maar bovenal ontleent hij zijn materiaal aan de staatsarchieven van Nederland, België en Groot-Brittannië en aan particuliere verzamelingen in deze drie landen. M.i. is de lijst van geraadpleegde archivalia niet systematisch genoeg ingedeeld, terwij! in het omvangrijke noten-apparaat soms niet de functie van een persoon vermeld wordt, die men dan in het register van personen en zaken moet terugvinden, een veldwinnende methode, die m.i. niet zonder bezwaar is. Overigens valt het op dat Tamse herhaaldelijk verwijst naar de archieven van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken, maar niet naar die van het Kabi net des Konings, die toch zeker ook waardevol zijn voor de kennis der Neder landse buitenlandse staatkunde. Tamses constatering: In de loop van de geschiedenis hebben zich zovelen vergist in hun oordeel over de wijze waarop Engeland in een noodsituatie zou reageren, dat het raadzaam is zich niet op het gladde ijs van een hypothese te begeven" (p. 22) is m.i. een opportunistische maar geen principiële maatstaf voor de om schrijving van de taak van de geschiedschrijver, die niet speculatief is. Een historicus moet verder staatsrechtelijk nauwgezet formuleren: zolang Koning Willem III regeerde trad er in Nederland of Luxemburg geen nieuwe "regering" op, wèl een door de Koning-Groothertog benoemd nieuw "kabinet" of "ministe rie (zie p. 38-39). Zo werd in 1859 de stem van de Luxemburgs-Limburgse ge zant op de Bondsdagvergadering te Frankfort niet bepaald door "het kabinet" (p. 30) maar door de Koning-Groothertog. De mededeling van Willem III aan Napoleon III van 30 november 1863, dat hij "de commun accord avec tous les autres souverains de I'Europe" diens uitnodiging aanvaardde om deel te nemen aan het congres van Europese vorsten had ik graag gedocumenteerd gezien door de inhoud van het archief van het Kabinet des Ko nings of van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, maar niet (zoals bij Tamse, p. 49) uit de particuliere verzameling-Van der Maesen de Sombreff. 312 Op p. 65 mis ik de naam van de voormalige minister-president van Hannover: Baron von Hodenberg (zie H. I. Smit, Groen van Prinsterer, Briefwisseling III, p. 643, R.G.P. no. 90), op p. 41 die van Baron Stratenus als minister van buiten landse zaken a.i. in het tweede ministerie-Thorbecke in 1862. Koningin Victoria was als dochter van de zuster van Koning Leopold I geen "tan te" (p. 137, 138, 219) maar de volle nicht van Koning Leopold II. De Spaanse troonpretendent van 1870, Prins Leopold von Hohenzollern (p. 81) stamde uit de linie Sigmaringen. Op p. 170, noot 232, is sprake van een brief aan Bismarck van "Sacigny", wat een drukfout zal zijn voor Von Savigny (zie p. 181). Op p. 196 spreekt Tamse m.i. onjuist van "Duitse chantage" tijdens de eerste ja ren van het Tolverbond, waar hij het streven van Pruisen bedoelt om handelscon cessies te verwerven. Op p. 198 handelt Tamse over de "Vlaamse auteur" Snellaert. Voor hem kan ver wezen worden naar "F. A. Snellaert en I. A. Alberdingk Thijm. Briefwisseling 1843-1872. Met een inleiding en aantekeningen van dr. Ada Deprez" (Gent 1971), die op p. 253 verwijst naar een studie van Thijm over "De Vlaamsch-Hollandsche Beweging van 1860". Koning Willem I wordt op p. 210 "autokratisch" genoemd; "autoritair" zou m.i. juister geweest zijn. Op p. 213 wordt gesproken van "De wrok over de manier waarop Nederland in 1839 was bevoordeeld"; deze onvrede kwam toch maar alleen van de kant der Belgen. Overigens kwam het Orangisme nauwelijks ter sprake. Tamse deelt op p. 210 noot 1 iets mee over de houding van Van Hall tijdens de Krimoorlog, hem verteld door een studiegenoot van de schrijver; maar zo'n niet te controleren vermelding is toch geen archivalische bron waarop een geschied schrijver zich kan beroepen. Het gebruik van de Nederlandse taal laat wel eens iets te wensen over: "alarmis tische berichten" en het woord "alarmist" alarmeren mij evenzo als het "zich al- liëren", "ekspanderen", "offreren" en "attakeren" door een "meetingist" (aanhan ger van de Antwerpse Meeting Partij). Deze opmerkingen doen niets af aan mijn grote waardering voor de systematische vraagstelling en het nauwgezet onderzoek. Tamse begon zijn uiteenzettingen met 1859, toevallig het jaar dat [de latere Baron] Lambermont secretaris-generaal van het Belgisch ministerie van buitenlandse zaken werd, als hoedanig hij tot aan zijn dood in 1905 een grote rol speelde bij Koning Leopold II, wiens invloed in eigen land en aanzien in Europa groter waren dan die van Koning Willem III, die in 1859 was opgetreden tegen de onderstelde "folies idéés" van Koningin Anna Pau- lowna en van Koningin Sophie over het aanhechten van Vlaanderen bij Nederland (p. 257-258). Het jaar tevoren had hij getracht Belgische ontstemming tegenover Nederland te voorkomen (p. 58). lammer dat Tamse dit in beide gevallen niet na der heeft toegelicht, evenmin als een poging van Willem III in 1859 om een anti- Britse stemming van zijn onderdanen te verhinderen (p. 29). De manier waarop Tamse deze koning in zijn paragraaf "De monarchie" typeert 313

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1977 | | pagina 37