de in Holland gelegen goederen van de familie Van Lockhorst
oorkonden zijn beschreven.
opgetekende
Keppel
Blijkens De Rijksarchieven in Nederland I, blz. 377 beslaat het op het rijksarchief
in Gelderland berustende archief van het huis Keppel 29 strekkende meter en lo
pen de stukken van 1272 tot 1853. Het is verblijdend dat van een zo belangrijk
archief nu de inventaris gepubliceerd kon worden. De regestenlijst van 690 num
mers en de index van ruim 160 bladzijden moesten in een afzonderlijk deel wor
den uitgegeven. De index is vervaardigd op namen van personen en plaatsen, maar
de plaatsnamen zijn op voorbeeldige wijze nader analytisch verwerkt. Deze nadere
indeling in trefwoorden kon echter niet verhinderen dat er soms wel zeer veel ver
wijzingen gegeven zijn. Zo tel ik bij "Keppel, kerk in het dorpe van, pastoor van",
tegen de 90 verwijzingen en bij "Keppel, heerlijkheid", zelfs ruim 500.
Hoewel er in de loop der 16de en 17de eeuw door oorlogsomstandigheden wel
stukken van het archief verloren zijn gegaan, schijnt er weinig naar elders te zijn
afgedwaald. Wel zijn er bescheiden van andere families op Keppel gekomen, zon
der dat het altijd duidelijk is waarom. Behalve de archivalia van huis en heerlijk
heid Keppel en van het geslacht Van Pallandt vinden we daarom bijvoorbeeld ook
stukken betreffende de families De Loë en Van Lintelo in het archief, alsmede
stukken betreffende kerkelijke stichtingen in Keppel.
W estervelde
In deze inventaris worden twee archieven beschreven: het archief van het huis
Westervelde, dat sinds circa 1750 door leden van de familie Tonckens bewoond
is, en een familiearchief Tonckens. bestaande uit stukken afkomstig van leden
van de oudste tak van dat geslacht. De twee archieven zijn in deze inventaris zorg
vuldig gescheiden gehouden, maar onderlinge verwijzingen maken deze beschrij
ving in één inventaris voor het onderzoek zeer doeltreffend. Hiertoe draagt ook
bij dat beide archieven dezelfde indeling hebben, namelijk in stukken van 1. per
soonlijke, 2. ambtelijke en 3. zakelijke aard, met als vierde afdeling een "aan
hangsel" waarin o.a. gedeponeerde archieven en varia beschreven worden.
Het verschijnen van deze inventaris is weer een blijk van de verandering van in
zicht in de betekenis en waarde van huis- en familiearchieven, die men nu zoveei
mogelijk als één geheel in tact laat en waarvan men het verloren gegane verband
zoekt te herstellen. Zo'n vijftig jaar geleden kwam het nog herhaaldelijk voor dat
archivarissen stukken uit huisarchieven verwierven, de eigenaren achterlatend met
het gevoel dat de rest dus niet vati waarde was. Wat Westervelde betreft leidde dit
gevoel tot een grootscheepse vernietiging van archivalia omstreeks het jaar 1915.
De in 1874 en 1878 overgebrachte stukken waren al eerder beschreven in oudere
Drentse inventarissen2 maar het onderling verband der stukken kwam daarin niet
2 J. G. C. Joosting, De archieven van kerspelen en marken in het Rijksarchief van
Drenthe. Leiden, 1910.
J. G. C. Joosting c.s., Stukken afkomstig van ambtenaren en particulieren, berustende
in het depót van 's Rijks archieven in Drenthe. 's-Gravenhage, 1921.
t 310
tot uiting. Recente schenkingen van archivalia leidden ertoe al deze stukken te be
schrijven in één inventaris, waardoor wij nu een beter inzicht kunnen krijgen in
de geschiedenis van het huis Westervelde en zijn bewoners.
Overcinge
Uit de inleidingen op de twee hier besproken inventarissen van Drentse huisar
chieven blijkt een grote belangstelling voor de geschiedenis van de betreffende
huizen en er wordt duidelijk in verteld wie de opeenvolgende eigenaars zijn ge
weest en wat zij met hun bezit deden. Aan deze mededelingen moet veel speur
werk vooraf zijn gegaan, want niet alleen het archief van het huis Westervelde
maar ook dat van het huis Overcinge is eerst verbrokkeld geweest en in vele etap
pes op het rijksarchief in Drenthe terecht gekomen.
Bij de persoonlijke stukken treffen we voornamelijk stukken van de families Kym-
mell en Linthorst Homan aan. Een brand in 1869 heeft veel stukken uit het ar
chief vernietigd, waar vermoedelijk stukken betreffende de oudere bewoners bij
waren. De indeling van deze inventaris is dezelfde als die van de inventaris Wes
tervelde en is ook in zijn onderverdeling zeer overzichtelijk. Alleen wat de plaat
sing van de inhoudsopgave betreft is de auteur bij de samenstelling van de tweede
inventaris van gedachten veranderd.
E. P.de Booy
C. A. Tamse, Nederland en België in Europa (1859-1871De zelfstandig-
heidspolitiek van twee kleine staten. M. Nijhoff, 's-Gravenhage 1973, IX,
371 blz. 49,90.
In de handelseditie van dit Groningse proefschrift zijn de bladzijden 372-381, be
helzend een "sommaire" van de tekst der dissertatie, niet opgenomen. Het was
niet de eerste gedrukte publicatie van de grondig vorsende en belezen auteur.
Reeds in de Kamper Almanak 1963-1964 had Tamse (p. 204-279) zijn Utrechtse
scriptie, een "Bijdrage tot de economische geschiedenis van Kampen in de Mid
deleeuwen en de XVIe eeuw" gepubliceerd. In de bundel Mededelingen der zittin
gen van de Brusselse Koninklijke Academie voor Overzeesche Wetenschappen van
1965 wijdde hij de bladzijden 522-542 aan: "Een verwaarloosd aspekt van de Bel
gische buitenlandse politiek: het expansionisme van de jaren 1860", dat tegelijk
verscheen in het boekwerk: "De Belgische expansie onder Leopold I (1831-1865)",
Brussel 1965.
Voordien had Tamse een uitgebreide Utrechtse doctoraalscriptie geleverd over "De
Schelde-kwestie (1846-1868). Bijdrage tot de geschiedenis van de Nederlands-Bel
gische betrekkingen" van niet minder dan 145 grote bladzijden machineschrift aan
tekst, 95 pagina's noten (waarin hij onverbloemde kritiek uitoefende op [F.] C.
Gerretson "De Tusschenwateren" [1943]) en 6 bladzijden litteratuurlijst. Hiermee
had Tamse de grondslag gelegd voor zijn van zoveel speurzin getuigend proef
schrift, nadat hij reeds in 1967 een niet gepubliceerde verhandeling van 26 blad-
311 j