van de 285 raadsleden juristen of anderszins universitair geschoolden. Het aantal
academici in de Raad was in de 14e eeuw niet groot (totaal: 13); na 1404 nam hun
aantal aanzienlijk toe (totaal: 24). Interessant is ook zijn uiteenzetting over het lid
maatschap zelf en de participatie van buitenlanders (blz. 315 e.v.). Overigens heeft
de auteur hier wel te maken gehad met het probleem van de sociale stratificatie,
een problematiek waaraan hij naar mijn gevoel te weinig aandacht heeft besteed.
Zoals hij zelf opmerkt (blz. 310), is een scherpe scheiding tussen stedelijk patri
ciaat enerzijds en ridderschap en plattelandsadel anderzijds moeilijk aan te bren
gen, omdat veelal vooraanstaande burgers tegelijk milites en bezitters van heer
lijkheden waren en andersom vele leden van de (hoge) adel het poorterschap van
een stad hebben aangenomen, zelfs tot aan hertog Wenceslaus toe, die buitenpoor
ter van Trier was. U. definieert het standsverschil dan ook vanuit het negatieve:
burgers zijn degenen qui ne sont pas prinbipalement nobles (blz. 310). Wat huive
rig werd ik ook bij het volgen van de berekening van de presentie van de raadsle
den (blz. 337; Annexe I), gebaseerd op de kanselarij-aantekeningen in fine van
hertogelijke oorkonden en (voornamelijk) hertogelijke rekeningen. Gelijk bekend,
is het archief van de hertogen van Brabant duchtig geschonden en zijn de kanse-
larijregisters de systematische Registerführung daaruit niet meer voorhan
den. Daarnaast en los daarvan staat de relatieve volledigheid c.q. betrouwbaarheid
van informatie van een "overheidsarchief" in deze periode. Rekeningen in adelijke
archieven illustreren soms beter welke zware wissel er op raadsleden werd getrok
ken, ook omdat veelal daarin staat aangegeven vanwege welke missie men niet bij
de raadsvergaderingen aanwezig kon zijn13. De presentiecijfers mogen m.i. dan ook
niet als absoluut worden opgevat, omdat (schijnbare) afwezigheid niet in recht
evenredige verhouding stond tot het aandeel in de Raad.
Dit brengt mij tegelijk op het laatste deel van het boek dat handelt over de Staten
van Brabant. In zijn inleiding op dit onderwerp zegt de auteur, dat het niet zijn
bedoeling is geweest de gehele nationale vertegenwoordiging in Brabant in de 14e
en 15e eeuw te onderzoeken. Hij heeft zijn aandacht willen concentreren op de ac
tiviteiten van de vertegenwoordigers en op de samenstelling van de Staten van Bra
bant. De bijeenkomsten te Kortenberg heeft hij, m.i. op goede gronden, buiten
beschouwing gelaten. Aldus komt U. op 1.610 vergaderingen van de Staten van
Brabant (Annexe V) tussen 1355 en 1430. Globaal genomen was de samenstelling
van de Staten van Brabant in deze bijeenkomsten in totaal 12 abten, tussen de 25
en 138 edelen en 44 steden en/of vrijheden. Van deze 1.610 bijeenkomsten is van
1.400 bekend waarom men bijeenkwam en over welke onderwerpen er werd ge
sproken (blz. 464 e.v.). Verdeeld in categorieën (blz. 465) bleek het hoogste aan
tal (ca. 25%) vergaderingen te zijn belegd voor "buitenlandse zaken" (relations
avec les pays voisins).
Van de Staten van Brabant vóór 1500 zijn geen archieven bewaard gebleven. Voor
het samenstellen van Bijlage V heeft de auteur zich in hoofdzaak gebaseerd op de
13 Vgl. bijv. voor de heren van Culemborg de rekeningen van de rentmeester van Cu-
lemborg, welke rekeningen vanaf 1358 bewaard gebleven zijn (RA-Arnhem, Het archief
der heeren en graven van Culemborg, inv. nrs. 3384 e.v.). Zie verder noot 19 alhier.
294
stadsrekeningen van Leuven (lacuneus overigens; cf. zijn opmerking op blz. 433
noot 26), rekeningen van de ontvanger en rentmeester-generaal van Brabant, en
kele geïsoleerde stadsrekeningen en op de Handelingen van de Staten van Vlaan
deren (Blockmans). Nu gebleken is dat op basis van dit materiaal de meerderheid
van de beraadslagingen aan "buitenlandse zaken" was gewijd, betreur ik het des te
meer, dat voor deze berekening de landsheerlijke rekeningen van de omringende
territoria en de rekeningen in particuliere archieven niet zijn benut. Dit zou tot
een geheel ander percentage hebben geleid. Ik mag dit illustreren aan de hand van
één voorbeeld, t.w. de rekening van Hendrik Hamer van de kost en de foreine
partijen van de gravin en de graaf van Holland over 135714. Daar is sprake van
een dagvaart te Bergen op Zoom begin april 135715, waarvoor ook Antwerpen
was uitgenodigd16, een bijeenkomst ca. 17 april te Leuven17, vanwaaruit de oproe
pen voor een dagvaart kort na 14 mei te Biervliet werden verzonden aan de graaf
van Vlaanderen en de Vlaamse steden Brugge, Yperen, Gent en Mechelen. Aan
de dachvaert te Biervliet jegens den grave van Vlaenderen namen zeer waarschijn
lijk leden van de "Staten van Brabant" deel, omdat graaf Willem V vanuit Leuven
via Brussel daarheen reisde en deze bespreking de grondslag werd voor de vrede
van Ath van 4 juni 135718. Op basis dus van de rekening van Hendrik Hamer
over 1357 zijn met grote mate van zekerheid één dagvaart van de "Staten van
Brabant" te Bergen op Zoom en zeer waarschijnlijk twee andere, te Leuven en te
Biervliet, te herleiden. Geen van deze bijeenkomsten staat genoemd onder de vier
activiteiten van de "Staten van Brabant", die U. op blz. 773 in Bijlage V voor het
jaar 1357 opvoert. Deelname aan de hier gesignaleerde besprekingen in 1357 door
leden van de hoogste bestuurslaag in Brabant wordt ons ook bevestigd uit ande
re bron19. Steeds is het daarbij moeilijk uit te maken of het een afvaardiging van
14 ARA-Den Haag, Grafelijkheidsrekenkamer, inv. nr. 14, fos. 26ro-30ro.
15 Ibidem, fol. 28vo: Item des woensdaghes na Palmen 1357 april 5) Paedse ghesent
mit myns heren brieve van Middelburch an des hertoghen raed van Brabant tot Berghen
an den Zoom, enen schilt doit XVI s.;
Item op den Witten Donresdach 1357 april 6) Symon uyt der Poerten ghesent an
heren Florens van Berselen ter Vere ende an meester Dire van Thienen in Hollant, dat
zi tot Berghen an den Zoem op de dachvaert comen souden bi shartoghen raed van
Brabant: XXIII1 s.
16 Ibidem, fol. 28 ro: In den eersten Symon uyt den Haghe ghesent van Middelburch
des manendaghes na Midvasten 1357 maart 20) mit mijns heren brieve an der stede
van Andwerpen, dat zi him tween senden wilden van horen rade te Berghen an den
Zoem: XXXII s.
17 Ibidem, fol. 29ro: Item op den XVIIsten dach van Aprille Arneken den messagier
ghesent mit mijns heren brieven van Loeven aen den grave van Vlaenderen ende an de
auden steden van Vlaenderen, Brugghe, Yperen, Gent ende Machlen: V lb. Ill s. 1111 d.
18 Ibidem, fol. 29ro-vo. Cf. P. Avonds en H. M. Brokken, Heusden tussen Brabant en
Holland, blz. 88, noot 309.
19 ARA-Den Haag. Leen- en Registerkamer van Holland, inv. nr. 45A, fol. 5ro-vo.
Dit is een rekening van Jan II van Polanen, heer van Breda, over de jaren 1356-1360.
Dit origineel is zeer beschadigd, door vocht aangetast en bovendien incompleet. Het 16e
eeuwse afschrift in ARA-Den Haag, Archief van de Nassause Domeinraad, I, inv. nr.
605 is daarentegen goed leesbaar, uitvoeriger, maar ook niet volledig.
295 1