bij, dat bestaat uit afschriften, sinds ca. 1967 xeroxcopieën, van de persoonskaarten; 3. hiernaast maken nog deel uit van het BR (en dat was ook vóór 1920 al zo): het woningregister, het register van vestiging en vertrek en een verblijfsregister van vreemdelingen; De al genoemde Rijksinspectie voor de Bevolkingsregisters bezit, behalve het per soonskaartensysteem voor naar het buitenland of met onbekende bestemming ver trokken personen ook nog: d. 1een schakelregister, dat wordt gebruikt bij de registratie van personen, die zich voor het eerst in Nederland vestigen en voor uit het buiten land teruggekeerde personen van de vorige categorie kaarten; 2. een zgn. centraal BR, dat alleen betrekking heeft op ambulante woon wagenbewoners en binnenvaartschippers, met een bijbehorend archief- register. B. Drie "soorten" openbaarheid De Nederlandse wetgeving kent drie soorten openbaarheid, waarvan er in dit ar tikel twee uitvoerig aan de orde komen1. 1. De openbaarheid van de registers van de BS. Deze is geregeld in het Burger lijk Wetboek artikel 6, 5de lid, en betreft de registers, die niet in een open bare archiefbewaarplaats berusten. Het Burgerlijk Wetboek verstaat onder openbaarheid de verplichting tot het afgeven van uittreksels (tegen betaling van leges), maar niet de verplichting tot feitelijke overlegging van de registers aan derden. Overlegging van de registers is zelfs verboden2. Het BR is, voorzover het niet in de- openbare bewaarplaats berust, geheim3. Het gemeentebestuur en het hoofd van de Rijksinspectie voor de Bevolkings registers zijn echter bevoegd om inlichtingen te geven onder een aantal voor waarden, maar verzoeken hiertoe mogen ook zonder opgave van reden worden geweigerd. Het Centraal Bureau voor Genealogie verschaft copieën van kaar ten van overledenen, maar zonder de doodsoorzaak. 2. De openbaarheid volgens de Archiefwet 1962 (verder afgekort AW 1962). Uit de beide wetsartikelen 7 en 5 volgt, dat de openbaarheid van de archiefbe scheiden gekoppeld is aan de overbrenging naar een openbare archiefbewaar plaats, en die overbrenging moet uiterlijk na 60 jaar hebben plaatsgevonden. De overbrenging kan echter worden opgeschort, en dat is gebeurd voor de re gisters van de BS afkomstig van gemeenten (dus niet de exemplaren, die bij de rechtbank berusten): de overbrengingstermijn is voor die registers verlengd van 50 tot 100 jaar; voor de BR is gedeeltelijk machtiging tot opschorting ver- 1 Niet terzake doet hier namelijk de zgn. passieve openbaarheid van stukken, die nog bij de administratie berusten, zoals voorgesteld in een wetsontwerp Openbaarheid van binnenlands bestuur. 2 KB 21 juli 1969 Stb. 326 art. 14, 1ste lid, gewijzigd 31 maart 1971 Stb. 397. 3 Besluit Bevolkingsboekhouding artikel 90. 272 leend, nl. uitsluitend voor de gezinskaarten, bijgehouden tussen ca. 1920 en 1940, en wel tot uiterlijk het jaar 20 004. De openbare archiefbewaarplaats wordt als zodanig aangewezen door de ge meenteraad. Voorts zijn de rijksarchiefbewaarplaatsen openbare archiefbe waarplaatsen in de zin van de AW 1962. In artikel 4 van de Wet Bevolkingsboekhouding, die voornamelijk de leges heffing regelt, wordt uitdrukkelijk bepaald, dat de overige bepalingen van die wet niet van toepassing zijn voor de bescheiden, die ingevolge de AW 1962 in een openbare archiefbewaarplaats berusten. C. Overbrenging in de praktijk 1. De griffier van de rechtbank moet de registers van de BS en de huwelijksbij- lagen t/m 1922 (dit jaartal is genomen, omdat de 10-jaarklappers na het twee de jaar van elk decennium eindigen) overgedragen hebben aan het rijksarchief in de betreffende provincie. In Drenthe zijn thans de registers t/m 1892 over gebracht naar het rijksarchief en de huwelijksbijlagen t/m 1902. Over de overbrenging van het resterende deel wordt overleg gevoerd4a. 2. De gemeentebesturen behoren de BS t/m 1872 en het BR tot ca. 1920 naar de openbare bewaarplaats te hebben overgebracht. Vooral bij gemeenten zon der archivaris doen zich echter problemen voor. De oudere archieven van de afdelingen bevolking blijven daar meestal onder beheer van die afdelingen en het beheer gaat dus niet over naar de gemeente secretaris, c.q. de ambtenaar post- en archiefzaken. Uit het oogpunt van ef fectieve taakverdeling is het wel logisch, dat het beheer van BS- en BR-be- scheiden niet overgaat naar de ambtenaar post- en archiefzaken: deze laatste is nl. in hoofdzaak belast met het beheer van het lopende archief van de ad ministratie. Dit mag echter niet leiden tot een negeren van het in de AW 1962 vastgelegde recht van de burger op kosteloze raadpleging van de stukken. Het komt nog wel eens voor, dat de ambtenaren van de afdelingen bevolking de stukken van BR en BS niet ter inzage geven, waar de Archiefwet 1962 dat eist, maar zij berekenen leges voor onderzoek, ook als de genealoog het werk best zelf had willen verrichten. Na enig overleg zijn de ambtenaren in het algemeen wel bereid de stukken ondanks aanvankelijke bezwaren over te leggen. D. Beroepsmogelijkheden voor de genealoog 1. Als de bescheiden van de rechtbank niet tijdig worden overgebracht naar de rijksarchiefbewaarplaats, kan de burger een verzoek hiertoe indienen bij de minister van Justitie die zorg draagt voor het beheer van de rechtbankarchie- 4 Archiefbesluit (verder afgekort: AB) artikel 20. Beschikking 16 september 1968 no. 145 306 I 0./M.A. (Stcrt. 189) en 21 september 1970 no. 157 541 II O/M.A. (Stcrt. 188). 4a Zie noot aan het einde van dit artikel. 273

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1977 | | pagina 17