Nederlandse lexicologie en het belang van ambtelijke stukken
voor een woordarchief 1
0. Inleiding
Mijn kennis van het archief in Nederland is er een van een bescheiden aard. Wel
heeft mijn eerste paleografische en boekarcheologische training plaatsgevonden
met behulp van ambtelijk materiaal dat mij destijds door de toenmalige streek
archivaris in Oldenzaal, de heer Abelmann, ter beschikking werd gesteld voor een
taalkundig onderzoek naar de oudste oorkonden van de Plechelmusstad. Het werk
van het archiefwezen ken ik verder slechts indirect, niet in het minst door de aard
van mijn werkzaamheden aan het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL) in
Leiden.
Over die lexicologie en de raakvlakken met de archivistiek gaat dit opstel. Om
niet te verdwalen in het terminologisch bos van het vakjargon, wil ik eerst
wat elementaire informatie geven over lexicologie. Als men mij zou vragen: Wat
is lexicologie?", zou ik in grote verlegenheid geraken. Er is n.l. nog geen goede
definitie van dit begrip. Iedereen weet natuurlijk dat het iets met woordenboeken
te maken heeft, maar het is niet hetzelfde als het schrijven van woordenboeken.
Laten wij als werkdefinitie voor lexicologie hier maar kiezen: de wetenschappelij
ke leer van de in het woordenboek voorkomende woordenschat. Deze definitie
maakt het mogelijk om alles wat in het woordenboek voorkomt, als ook de wijze
waarop dit alles verzameld en beschreven wordt onder één noemer samen te bren
gen. Waar het hier met name over zal gaan, is het beschrijven en het verzamelen
van de Nederlandse woordenschat binnen het INL te Leiden.
Indien wij ons zouden beperken tot alleen het schrijven van woordenboeken, dan
zouden wij ons op voorhand misschien al ontmoedigd weten. Moeten wij immers
de taalkundigen geloven dan kun je nog beter galeislaaf zijn dan lexicograaf:
1. In de eerste druk van zijn woordenboek schreef Van Dale, de auteur van het
Groot Woordenboek der Nederlandse Taal: "Verzekerde mij een mijner letter
kundige vrienden, dat hij, die zijn vader en moeder vermoord heeft, nog te
goed was om een woordenboek te schrijven, ik heb miizelve vaak twijfelmoe
dig de vraag gedaan of hij wel volkomen ongelijk had".
2. De Duitse taalkundige Konrad gaf op de vraag hoe hij een omvangrijk woor-
1 Lezing gehouden te Utrecht op 2 juni 1976 voor de leden van de Vereniging van
Archivarissen in Nederland.
[164]
denboek had klaargekregen als antwoord: "Het is net als bij een ruzie met een
vrouw: van het ene woord komt het andere".
3. De grote Franse lexicograaf Littré zegt: Vrienden, maak nooit woordenboeken.
Na deze weinig opwekkende woorden wil ik achtereenvolgens toch aan de orde
stellen:
1de voortgang van het grote, eerbiedwaardige Woordenboek der Nederlandsche
Taal (WNT), een lexicografische onderneming bij uitstek;
2. de bewerking van de woordenschat der Nederlandse taal met behulp van de
computer, voorlopig een typisch lexicologische onderneming;
3. de mogelijke samenwerking tussen archief en lexicologie.
IDe voortgang van het WNT
Op 31 augustus a.s. gedenken wij in dit met herdenkingen overladen 1976 het feit,
dat een woordenaar van formaat 125 jaar geleden begon met een onderneming
die op taalkundig gebied de trots van de natie moest worden. Op 31 augustus 1851
n.l. werd onder invloed van de taalkundige congressen van Noord- en Zuid-Neder
land het Woordenboek der Nederlandsche Taal geboren. Deze congressen wilden
over de politieke scheidingslijn heen, die sedert de Belgische onafhankelijkheid
van 1830 tussen Nederland en België bestond, komen tot een taalkundige eenheid.
In België leefde met name bij intellectuelen de angst dat het Nederlands opnieuw,
zoals in de jaren 1794-1814 in verval zou raken. Het is vooral de Vlaamse Bewe
ging geweest die dit gevaar zag en kontakt met het Noorden zocht.
Matthijs de Vries gaf in woord en daad gestalte aan het romantisch verlangen om
in een indrukwekkend woordenboek der Nederlandse taal de taalschatten van
Noord en Zuid vast te leggen. De Nederlandse lexicografie, d.w.z. het schrijven
van woordenboeken, die op een lange indrukwekkende traditie kon bogen, had
vanaf 1864, de datum waarop het kontrakt met de uitgevers getekend werd, weer
een taalkundige onderneming die zich op één lijn mocht stellen met het Deutsches
Wörterbuch van de gebroeders Grimm, The Oxford English Dictionary en het
Franse woordenboek van Littré2.
Het WNT is een eentalig, alfabetisch en historisch woordenboek dat informatie
bevat zowel over de achter ons liggende taalfasen als over het hedendaags Neder
lands. Ieder woord, iedere betekenis, die in het woordenboek wordt opgenomen,
wordt "bewezen" door een natuurlijke context uit bronnen van grosso modo
1500-1920.
Het ideaal dat De Vries voor ogen stond, lezen wij in zijn Ontwerp:
"Alle woorden en spreekwijzen, die men in Nederlandsche geschriften aantreft in
een tijdvak van nu zeven eeuwen, vinden daar hunne plaats; niets wat in eenig
dorp of gehucht getuigenis geeft van den onuitputtelijken rijkdom onzer moeder
taal, mag ongebruikt blijven; alles wat ooit of ergens Nederlandsch was, moet
2 Uitvoeriger informatie bij F. de Tollenaere, Onze Woordenschat, A.O.-Reeks 890.
[165]