Expositie "Kinderzorg in Zeeland, van wezenzorg naar hulpverlening aan kind en
ouders"
Onder bovenstaande titel is op 29 maart 1976 een tentoonstelling in het Rijksarchief
in Zeeland geopend die tot 4 september te bezichtigen zal zijn. De expositie is geor
ganiseerd in samenwerking met de Vereeniging Kinderzorg, ter gelegenheid van het
zeventigjarig bestaan van deze van origine Zeeuwse voogdijvereniging.
Zoals de titel al aangeeft is ruime aandacht besteed aan de opvang en verzorging
van de wezen door de eeuwen heen. Aan de hand van archiefstukken, schilderijen,
prenten en voorwerpen uit musea en particuliere verzamelingen zal men een beeld
kunnen krijgen hoe alles reilde en zeilde in de vele weeshuizen die in Zeeland in
het begin van de 17e eeuw werden gesticht. Tevens worden stukken getoond die
de praktijk van de "wezenbesteding", zoals die vóór en ook na de oprichting der
weeshuizen door de verschillende diakonieën en armbesturen in Zeeland werd toe
gepast, belichten. Volgens dit systeem werden de wezen "geveild" aan de mensen die
hen tegen de laagste vergoeding bereid waren te verzorgen, met alle risico's van
dien. In vergelijking met deze besteding betekenden de weeshuizen een belangrijke
stap vooruit. De weeshuizen boden de wezen onderdak, voldoende eten en een zekere
graad van scholing. De discipline in de huizen was streng, begrippen als "het blok aan
het been krijgen" en op water en brood in de "donkere put" gezet worden spreken
voor zich. Maar gezien in het raam van de tijd waren de weeskinderen zeker niet
slecht af.
Verder wordt ingegaan op het functioneren van de Maatschappij van Weldadigheid
in de eerste helft van de negentiende eeuw. De maatschappij hield zich bezig met het
tewerkstellen van bedelaars en wezen uit het gehele land in de Drentse veenkolo
niën. Ook wezen uit Middelburg en Tholen zijn daar onder felle protesten van de
plaatselijke bevolking per trekschuit en boerenwagen naartoe gevoerd.
Op het laatst van de negentiende eeuw verruimen de "kinderwetten" de mogelijk
heden van het particulier initiatief op het gebied van de voogdij en kinderbescher
ming. Als gevolg hiervan ziet men overal in den lande Kinderzorg verenigingen
van de grond komen. Zo ook in Zeeland waar op 21 februari 1906 de "Vereeniging
Kinderzorg te Middelburg" tot stand kwam. Later zal men ook de gezinsvoogdij
vereniging "Pro Juventute", en in het verlengde daarvan "Jeugd en Gezin", zien
optreden.
Als laatste onderdeel van de expositie kan men zien op welke wijze de Vereeniging
Kinderzorg de lijn van wezenzorg naar hulpverlening aan kind en ouders heeft door
getrokken.
Tentoonstelling "De stad waar men is kind geweest" in het Rotterdamse Gemeente
archief
Bijna iedere Rotterdammer kent de eerste regels van Jan Prins' ode aan zijn ge
boortestad:
[156]
Te Rotterdam ben ik geboren
onder den adem van de Maas
en liep ik, met mijn eigen stilte,
temidden van het straatgeraas.
In 1937 had Prins het gedicht voorgedragen aan een maaltijd voor letterkundigen in
het inmiddels verdwenen "Zalmhuis" in Kralingseveer; enkele jaren later verscheen
het voor 't eerst in druk. De dichter beschrijft de beelden, de geuren en de geluiden,
die hem zijn bijgebleven van de stad, waar hij zijn jeugd doorbracht; "de stad waar
men is kind geweest", zoals hij het formuleerde.
Deze regel is de titel van een tentoonstelling over het Rotterdam uit de periode
1920-1940. Vele nu levende Rotterdammers, hun ouders of hun grootouders, zijn in
deze periode kind geweest in Rotterdam. Ook zij hebben hun herinneringen aan de
stad van toen; hun kinderen en kleinkinderen hebben zij erover verteld. Vaak wordt
het oude Rotterdam in de herinneringen en verhalen geïdealiseerd. Ook toen waren
er grote tegenslagen, ongemakken en ellende: de krisis, werkloosheid, armoede,
slechte woontoestanden enz. Desondanks was Rotterdam in die tijd een boeiende
stad.
Grote havenbekkens werden gegraven, het vliegveld "Waalhaven" opende in 1920,
het steeds drukker wordende verkeer begon zijn stempel op het stadsbeeld te druk
ken, nieuwe woonwijken als b.v. Vreewijk, Spangen en Blijdorp kwamen tot stand.
Op deze tentoonstelling worden vooral het stadsbeeld van Rotterdam en het leven in
de stad, zoals dat werd geregistreerd door fotografen en beeldende kunstenaars,
getoond. Jan Sirks, Joseph Lohmann en Albert Neuhuys tekenden en etsten het nog
volop aanwezige stadsschoon, Herman Paradies legde de drukte langs de havens
vast in zijn aquarellen, terwijl de architect-historicus-politicus J. Verheul Dzn. de aan
de stadsrand in hun voortbestaan bedreigde boerderijen zat te tekenen. Fotografen
legden het winkelend volk op de Hoogstraat en het uitgaansleven op Coolsingel en
Kruiskade vast. Hoe ook de mooie omgeving van de wijk Kralingen de kunstenaar
wist te inspireren, tonen b.v. de etsen van een betrekkelijk onbekend artiest als Jaap
Lindemeyer, wiens werk in het geheel van deze expositie als het ware een mini-ten
toonstellinkje vormt. Van deze kunstenaar, die ook in Rotterdam kind geweest is,
wordt bovendien een keus uit de bladen die hij in de jaren 1946-1969 voor het "Gul
den boek" van de stad Rotterdam tekende, geëxposeerd.
De tentoonstelling werd gehouden in het Gemeentearchief, Mathenesserlaan 315,
Rotterdam, van 12 april tot en met 7 juni 1976.
Tentoonstelling 'Sociale zorg in Leiden' in het Leidse Gemeentearchief
Van 26 april tot en met 21 mei 1976 werd in het gebouw van de Gemeentelijke
Archiefdienst deze tentoonstelling gehouden.
Met behulp van archiefstukken, boeken en prenten uit de verzamelingen van de
archiefdienst, en een aantal voorwerpen uit het Stedelijk Museum 'de Lakenhal',
[157]