burg (No. 777), in 1787 op last van de Hollandse Ridderschap inderdaad in zilver nagegoten van de oude, thans in het Nederlands Museum bewaarde, ivoren stempel der Abdij (gebruikt tenminste van 1289 tot in 1542). Maar deze zilveren stempel werd vervaardigd voor het bezegelen van leenbrieven en andere acten (zie Ned. Klooster zegels, Deel I, No. 160a, noot) en is klaarblijkelijk werkelijk daarvoor gebruikt, vgl. het zegel aan charter Ridderschap 29 maart 1788, Inv. No. 258, Algemeen Rijksarchief. Deze copie is hiermede tot een zelfstandig zegel verheven. Mr. Schutte geeft bij de 785 in zijn Catalogus opgenomen nummers de naam van de zegelaar, het college of de instelling, die als zodanig optreedt en een tijdsbepaling (jaartal van oprichting van een overheidsorgaan, of eeuw, halve eeuw, kwarteeuw geschat), voorts een korte beschrijving, waarbij de wapens volledig tot hun recht komen. De wapenkleuren zijn aangeduid in de melodieuse en romantische, zij het ietwat archaïsche taal, die de Hoge Raad van Adel (waarvan Mr. Schutte secretaris is) pleegt te bezigen, dus keel voor rood, azuur voor blauw, sabel voor zwart; echter spreekt No. 599 van een groene bladerkrans en niet van een van sinopel. Maar waarom in vele wapenbeschrijvingen het overbodige woordje 'met'? In de Franse wapentaai zegt men; d'azur a un lion d'or, maar Rietstap's onovertroffen Handboek der Wapenkunde blazoeneert; in blauw een gouden leeuw. Het Corpus Sigillorum Neerlandicorum en talrijke andere werken zetten achter Wapen een dubbele punt; dit lijkt mij een betere oplossing. Verwonderlijk, dat bij de wapenbeschrijvingen, ook van de veel voorkomende en overbekende 'typen' (blz. 6-8) dikwijls alleen de kleur van het veld en niet die van de stukken is aangeduid, ook niet tussen haakjes, omdat men die op een kleine stempel niet ziet. Hier en daar zijn de termen wapen en wapenschild niet duidelijk uit elkander ge houden (Nrs. 586, 606, 619); men kan spreken van een ruitschild of ruitvormig schild en van een ovaal schild, dit betreft de uiterlijke vorm. Na de eigenlijke beschrijving geeft de auteur in klein lettertype nauwkeurige per sonalia van de zegelaar, voorts gegevens over materiaal, maat, vorm en herkomst van elke stempel en tenslotte een opgave van de hem bekende litteratuur over de stempels. Het is ongetwijfeld een bijzonder tijdrovend, maar hoogst nuttig werk ge weest te trachten de vele stempels, welke alleen een familiewapen vertonen, te iden tificeren aan de hand van de Collectie Muschart (Centraal Bureau voor Genealo gie) en blijkbaar is dit in vele gevallen gelukt; een gelukwens waard! In de beschrijvingen van de stempels doet het woord omschrift mij als een germa nisme aan, ook al komt het voor in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (deel 10, 1893): 'opschrift om den rand van munten, penningen, preekstoelen, doop bekkens, bekers enz. en al gebruiken J. ter Gouw, Studiën over Wapen- en Zegelkunde, Amsterdam 1865, en de vroegere Algemene Rijksarchivaris Jhr. Mr. Th. van Riemsdijk, De Griffie van Hare HoogMogenden, 's-Gravenhage 1885, die uitdrukking. Maar bovengenoemd Woordenboek, (deel 12, 3de stuk, 1948) vermeldt ook randschrift, met een aanhaling uit (J. Le Francq van) Berkhey: Een kerklyk zegel, met dit randschrift' enz. N(atuurlijke) H(istorie) 3, 350 [1776]. Het is de [132] term randschrift, die algemeen ingang heeft gevonden5. Verwarring met het in de munt- en penningkunde bekende kantschrift ('God zij met ons' rondom onze gul den) lijkt mij uitgesloten, immers, een kantschrift komt op zegels niet voor. Wat is een opschrift 'op de afsnede'? (Nrs. 79, 87, 480). Nog enkele opmerkingen: De wijzigingen, bij K.B. van 10 juli (niet juni) 1907, Stbl. No. 181, in het Koninklijk en Rijkswapen aangebracht (blz. 8), bestonden hierin, dat de leeuw in het wapen schild sindsdien een heraldische en geen koninklijke kroon meer draagt; de 'uit wendige versierselen' (kroon boven het schild, schildhouders, wapenspreuk 'Je maintiendrai' op een lint) werden facultatief verklaard; daarvan zijn de beide schildhoudende leeuwen sedertdien ongekroond en toegewend, d.w.z. zij zien elkan der aan, en niet meer aanziend: van 1815 tot 1907 zagen zij de beschouwer aan. De uitwendige versierselen werden opnieuw vastgesteld zoals in 1907 bij K.B. van 13 juli 1909, Stbl. No. 271. Type XIII kan dus luiden: als type XI, maar de leeuw in het schild gekroond met een heraldische kroon en eraan toegevoegd alle uitwendige versierselen, genoemd in art. 3 van het K.B. van 13 juli 1909, Stbl. No. 271: de koninklijke kroon op het schild, twee toegewende, ongekroonde leeuwen als schildhouders en de wapen spreuk 'Je maintiendrai' op een lint. Daardoor kan de vervaardiging van de 20ste-eeuwse stempel No. 382, die type XI (1815-1907) vertoont, worden toegespitst van XX tot XXa (eerste kwart 20ste eeuw). Hoe lang kan het duren, eer een wapenverbetering als die van 1907 doorwerkt, be wijst stempel No. 460 van het Centraal Bureau van bijstand te Utrecht (ingesteld bij) K.B. van 20 mei 1933: deze vertoont het Rijkswapen, dat van 1815 tot 1907 in vigueur was6. No. 67, Leenhof van Vlaanderen, met zijn trotse randschrift: Sig. Comitatus Flan- driae ad feuda, ware wellicht voor de lezer duidelijker geïdentificeerd, indien voor Vlaanderen was toegevoegd: (Staats-) en indien in kleine lettertjes was meegedeeld: De Raad van Vlaanderen, in 1599 door de Staten-Generaal opgericht te Middel- 5 Corpus Sigillorum Neerlandicorum, De Nederlandsche Zegels tot 1300, 's-Gravenhage 19371940, 1 deel tekst, 2 dln. platen. A. P. van Schilfgaarde, Zegels en genealogische gegevens van de graven en hertogen van Gelre, graven van Zutphen, Werken Gelre No. 33, Arnhem 1967. Jhr. Dr. W. A. Beelaerts van Blokland e.a., Nederlandsche Kloosterzegels vóór 1600, 's-Gravenhage 1935 Voorts de werken, vermeld in de noten 1 en 3. De vroegere (Algemene) Rijksarchivaris Mr. L. P. C. van den Bergh spreekt in zijn Grond trekken der Nederlandsche Zegel- en Wapenkunde, eerste druk 1847, tweede druk Am sterdam 1861, derde druk 's-Gravenhage 1881, niet over het begrip randschrift, doch hij gebruikt deze uitdrukking onafgebroken in zijn Beschrijving der vroegere Nederlandsche Gemeentezegels (niet onder zijn naam, doch als ambtelijk werk verschenen), 's-Graven hage 1878. 6 Vgl. ook: Jhr. Dr. W. A. Beelaerts van Blokland, Het Rijk en het Rijkswapen, in: De Nederlandsche Leeuw 1931, k. 99102. [133]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1976 | | pagina 27