Brand en nieuwbouw in 1844!'45
Meer gedetailleerde maquette van het nieuwe Algemeen Rijksarchief. Geheel links is
naast de parkeergarage en het semi-metro-viaduct de verbinding met de Koninklijke
Bibliotheek te zien, die op de overzichtsmaquette ontbreekt.
rium voor Muziek, de Koninklijke Bibliotheek en het Ministerie van Buitenlandse
Zaken. De bouwkosten worden geraamd op 30.000.000,— en er wordt gerekend
met een bouwtijd van drie jaar.
Het nieuwe archiefgebouw krijgt negen verdiepingen met een totale hoogte van
ongeveer 27 meter. Er is plaats voor 120 kilometer archief, waarmee in de ruimte
behoefte voor zestig a zeventig jaar is voorzien. De publieksruimten komen op de
begane grond. Daarboven liggen de depots, per laag één sector, met vlakke vloeren
voor het horizontale transport met wagentjes. Het verticale transport geschiedt met
liften, die in de publieksruimten uitkomen. De berichten gaan per buizenpost. Aan
de isolatie en de klimaatbeheersing wordt veel zorg besteed.
Met het Algemeen Rijksarchief worden in hetzelfde gebouw gehuisvest het Centraal
Bureau voor Genealogie, het Iconografisch Bureau en het Koninklijk Nederlandsch
Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde "De Nederlandsche Leeuw".
Er zal een nauwe samenwerking ontstaan tussen het Algemeen Rijksarchief en de
Koninklijke Bibliotheek. De publieksruimten, de vergaderzalen en de kantine zullen
gezamenlijk gebruikt worden. De bezoekers zullen daardoor naast de documenten
in originali, op foto of film ook alle op hun onderwerp betrekking hebbende
publikaties direct kunnen raadplegen.
[116]
De brand, die op 8 januari 1844 een groot deel van het ministerie van Marine aan
het Haagse Voorhout verwoestte, was aanleiding voor mr. J. van Lennep om zich
op 21 januari met een adres te richten tot de Tweede Kamer der Staten-Generaal;
hij vroeg zich af of deze brand niet een waarschuwing inhield voor de toekomst. Een
groot deel van de Admiraliteitsarchieven uit de tijd van "de roem des Vaderlands"1
was in vlammen opgegaan. Van Lennep drong er op aan "een afgezonderd gebouw
te stichten of op te richten ter bewaring van al de bestaande archieven, onder die
bepalingen, en met inachtneming van zoodanige voorzorgen als strekken kunnen
om het gevreesde gevaar, onder Gods zegen, voor te komen". Via de voorzitter van
de Tweede Kamer belandde dit adres op het bureau van de minister van Binnen
landse Zaken, verantwoordelijk voor de Rijksarchieven.
Uit de vrijwel onmiddellijk ondernomen actie blijkt, dat men danig onder de indruk
was van de brand. Een onderzoek werd opgezet naar de hoeveelheid archieven, die
zich nog bij de verschillende ministeries bevonden en waarvoor ruimte moest worden
gereserveerd in een nieuw brandvrij Rijksarchiefgebouw. De tuin, behorend bij het
ministerie van Koloniën, werd bestemd voor het nieuwe gebouw. Op 9 februari
diende de Hoofdingenieur, belast met de dienst voor 's-Lands gebouwen, M. G.
Beyerinck, al een voorlopige schets in van "een brandvrij gebouw tot bewaring van
's-Rijksarchieven"2.
Het plan-Beyerinck gaf de Rijksarchivaris J. C. de Jonge aanleiding tot een beschou
wing over de mate van brandvrijheid van het nieuwe, in steen en ijzer op te trekken,
gebouw.
Beyerinck had voorgesteld ijzeren stellingen voor de archieven te construeren. Was
het nodig het gebouw zo in te richten, dat van binnen alles van steen en ijzer zou
zijn? Of was het voldoende, dat het gebouw van buiten tegen brand beveiligd werd?
De vraag stellen is haar beantwoorden; De Jonge vond, dat het gebouw niet alleen
De geciteerde archieven berusten alle in het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage;
dit dépot wordt daarom verder niet vermeld.
1 Archief ministerie van Binnenlandse Zaken, afdeling Onderwijs (in het vervolg geci
teerd als Onderwijs), exhibitum 29-1-1844. nr. 124.
2 Onderwijs, exh. 10-2-1844, nr. 65; zie voor enige cijfers betreffende oppervlakte en
inhoud: mr. P. F. Hubrecht, de Onderwijswetten in Nederland en hare uitvoering, E 2e
deel, 's-Gravenhage 1882, p. 98.
[117]