Dr. S. Hart nam afscheid als gemeentearchivaris van Amsterdam
Aan dr. S. Hart werd wegens het bereikt hebben van de pensioengerechtigde leeftijd
m.i.v. 1 april 1976 eervol ontslag verleend als gemeentearchivaris van Amsterdam,
welke functie hij sedert 1 januari 1974 vervulde. Tot zijn opvolger benoemde de
gemeenteraad met algemene stemmen de hoofdchartermeester mevrouw dr. W. Chr.
Pieterse.
Op 26 maart 1976 nam de heer Hart in de intieme kring van medewerkers ten ar-
chieve afscheid. De adjunct-archivaris mevrouw dr. I. H. van Eeghen schetste de
loopbaan van de scheidende archivaris, die in 1937 in gemeentedienst trad, nadat hij
reeds sinds 1929 als volontair ten archieve werkzaam was geweest. Door de nauwe
contacten, die hij in de loop der jaren met vele onderzoekers had, merkte hij van
nabij hoe nodig het was diverse archiefbescheiden beter toegankelijk te maken.
Daaruit ontstond eerst de regel, dat iedere medewerker één uur per dag doop-,
trouw- en begraafregisters moest klapperen. Later kon aan dit project gewerkt wor
den door speciaal daarvoor aangetrokken krachten, zodat het resultaat nu al enige
jaren op de studiezaal door een ieder te raadplegen is.
Het indiceren van de notariële archieven werd ook door dr. Hart ter hand genomen,
maar dat immense project is nog ver van zijn voltooiing. Ook heeft de heer Hart,
gesteund door zijn vrouw, belangrijk werk gedaan voor de archieven van de Evan
gelisch Lutherse Kerk, wier archivaris hij is. In het bijzonder treden daarbij zijn
studies over de betrekkingen met de Lutheranen in de Verenigde Staten op de voor
grond, die in 1952 werden bekroond met een eredoctoraat van het Wagner Memorial
Lutheran College te New York. Van zijn verdere belangstelling voor de relaties
tussen Amsterdam en Amerika getuigt het in 1959 verschenen boek The Prehistory
of the New-Netherland company.
Namens het gezamenlijke personeel zegde mevrouw Van Eeghen als afscheidsca
deau het boek Het veranderend gezicht van Noord-Holland toe, dat nog niet ver
schenen was. Mevrouw Pieterse voegde daar een draagbare radio met cassetterecor
der aan toe, terwijl namens de personeelsvereniging enige muziekcassettes werden
aangeboden. In haar toespraak wees mevrouw Pieterse nog op enige Z.W.O.-projec
ten, zoals de uitgave van de sententies van de Grote Raad van Mechelen en het
West-Indisch plakkaatboek, die dankzij de inspanningen van dr. Hart binnen het
archief hun beslag kregen. In zijn dankwoord getuigde dr. Hart vooral van zijn
dankbaarheid voor de prettige wijze waarop hij nagenoeg een halve eeuw met zo-
velen op het archief had mogen werken. Als jongeman had hij belangstelling voor
laboratoriumonderzoek en voor geschiedenis en het geeft hem grote voldoening dat
hij de archiefdienst mede heeft kunnen maken tot een laboratorium voor historisch
onderzoek. Hij sprak de hoop uit, nog vaak te mogen plukken van wat hij gezaaid
heeft.
Tevens werd afscheid genomen van mevrouw M. B. Lohmann-De Roever, die sedert
1965 aan de bibliotheek van de Archiefdienst verbonden was. Ze verlaat de dienst
om meer tijd aan haar opgroeiende zonen te kunnen besteden. In haar toespraak
wees mevrouw Van Eeghen op het vele werk, dat mevrouw Lohmann verzet heeft,
i. 112]
zowel in de bibliotheek als in de archieven. Ze bood als afscheidsgeschenk een
facsimile-uitgave aan van Les trés riches heures du due de Berry. In een zeer per
soonlijk woord wees de scheidende adjunct-bibliothecaresse op de prettige werk
sfeer, die zij slechts node verlaat.
Op maandag 29 maart bood het gemeentebestuur de scheidende archivaris een af
scheidsbijeenkomst aan in de raadzaal ten stadhuize. Burgemeester dr. I. Samkalden
legde in zijn rede nadruk op de veelzijdigheid van dr. Hart, die zowel op wetenschap
pelijk, organisatorische als technisch gebied in zijn lange loopbaan veel tot stand
gebracht heeft, daarbij steeds zowel met belangstelling als daadwerkelijk terzijde
gestaan door zijn echtgenote. Uit zijn periode als gemeentearchivaris memoreerde
de burgemeester in het bijzonder de oplossing van de kwestie rond de historisch-
topografische atlas en de vele bijdragen van de Archiefdienst aan de viering van
Amsterdam 700, zowel in de vorm van verschafte inlichtingen als door het organise
ren van tentoonstellingen in eigen gebouw (de Beurs, Jacob Olie) en elders. Het
verheugde de burgemeester dan ook bijzonder, dat het H.M. de Koningin behaagd
had dr. Hart te benoemen tot officier in de Orde van Oranje Nassau. Nadat hij hem
de bij de onderscheiding behorende versierselen had opgespeld, was dr. Samkalden
de eerste om de heer en mevrouw Hart zijn gelukwensen aan te bieden.
Nadat dr. Hart zijn dank betuigd had aan H.M. de Koningin voor de hem verleende
onderscheiding en aan de burgemeester voor zijn waarderende woorden, keek hij de
raadzaal eens rond en merkte met zijn historisch oog op, dat de vroede vaderen al
bijna 170 jaar in een noodwoning zitten, de hem overigens met zijn maritieme be
langstelling zeer dierbare Admiraliteitsvleugel van het Prinsenhof.
Vervolgens was het woord aan prof. dr. H. van der Linden, voorzitter van de Histo
rische Vereniging Holland. Hij maakte zich de tolk van de velen, die op het Amster
damse gemeentearchief onderzoekingen verricht hebben en daarbij geprofiteerd van
de openlegging van het rijke materiaal, zoals die volgens de initiatieven van dr. Hart
heeft plaats gehad. Dat deze daarnaast nog tijd heeft gezien meer dan honderd publi-
katies tot stand te brengen verdient grote dankbaarheid. Met deze publikaties, vooral
die op het gebied der historische demografie, is baanbrekend werk verricht en zij
vormen de aanzet tot nieuw onderzoek. Dankzij de steun van een aantal instellingen
kon uit de verspreide artikelen van dr. Hart in overleg met de auteur een keuze
gemaakt worden. Van de daaruit ontstane bundel, waarin ook een nog niet eerder
gepubliceerde studie is opgenomen en die voorzien is van een inleiding van de vorige
gemeentearchivaris dr. W. J. van Hoboken, bood professor Van der Linden vervol
gens aan dr. Hart het eerste, fraai gebonden en in een bijpassende doos geborgen
exemplaar aan. Hij betrok ook mevrouw Hart in zijn erkentelijkheid en offreerde
haar een bloemenhulde.
In zijn dankwoord merkte de scheidende archivaris op blij te zijn dat deze soms ver
in periodieken verscholen studies nu voor de onderzoeker dichter bij de hand zijn
gekomen. Hij hoopt, dat de bundel1 hem geen brieven van advocaten oplevert met
klachten van cliënten, die zich beledigd voelen door een verhaal over een verre voor
vader, die smokkelaar was. Een dergelijke brief had hij onlangs uit New York ont
vangen.
[113]