Mr. Gijsbert Johan ter Kuile 24 juni 1906-29 oktober 1975
Gerbrand Adriaensz. Bredero, 1618—1968. Spiegel der historie 3 (1968) 6, biz. 215
224.
Een nieuwe stad aan de Oude Rijn. Alphen aan den Rijn, Samson, 1968. VIII, 128 blz.
1969
John Moore; een Engelandvaarder onder Napoleon. Rotterdams jaarboekje 1969
blz. 196—216
Das niederlandische Archivgesetz 1962 und der Archivbeschluss 1968. Der Archivar;
Mitteilungsblatt für deutsches Archivwesen 22 (1969) 1, kol. 4548.
1970
English history in Dutch archives. Journal of the Society of Archivists 4 (1970) 1 blz
10—22.
1971
Cornelis Nagtglas en zijn omgeving. Jaarboek van het Centraal Bureau voor Gene
alogie, waarin opgenomen jaarverslag en bijdragen van het Iconografisch Bureau 25
(1971) blz. 230—244
Oostduin en de Graven van Bylandt; geschiedenis van een Haagse woonwijk's-Graven-
hage, Kruseman, [1971], 135 blz.
1974
Het oude Benoordenhout; geschiedenis van Clingendael en de omgeving van het park.
Den Haag, Kruseman, 1974. 111 blz.
1975
De Hugenoten in Zeeland. Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het
Iconografisch Bureau 29 (1975) blz. 6180.
Het ontstaan van de Staten van Holland. Driekwart eeuw historisch leven in Den Haag;
historische opstellen uitgegeven ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het historisch
gezelschap te 's-Gravenhage. 's-Gravenhage, Nijhoff, 1975. Blz. 104-120.
Twintig eeuwen Rijswijk. Den Haag, Kruseman, 1975. 160 blz.
1976
Liefde in de Pruikentijd. Den Haag, Kruseman, 1976. 162 blz.
N.B. Een artikel over de Heren en de Heerlijkheid van Piershil zal verschijnen in
Holland 8 1976) 2, terwijl de laatste hand moet worden gelegd aan een publikatie over
het geslacht Van Valkenburg. Bij afsluiting van dit overzicht op 13-5-76 waren de exacte
titels mijn nog niet bekend.
J. J. H. de Vries.
[108]
Op 29 oktober 1975 overleed te Zwolle mr. G. J. ter Kuile, gepensioneerd rijks
archivaris in Overijssel.
Niet lang heeft Ter Kuile ongestoord mogen genieten van zijn vrije bestaan als
gepensioneerde. Zijn feestelijke afscheid als rijksarchivaris op 10 juni 19711 lag nog
vers in het geheugen toen zich in de zomer van 1973 de eerste symptomen open
baarden van de ziekte, die hem fataal zou worden.
Die ziekte zelf heeft hij met onverstoorbare kalmte en moed gedragen, voor zover
dat ging met humor, en zonder illusies.
Tot het eind bleef Ter Kuile wat hij altijd geweest was, een uiterlijk weinig be
wogen man, achter zijn wat strakke gezicht een warm hart verbergend, dat op on
verwachte momenten plotseling kon doorstralen. Schuw en zeer gesloten waar het
zijn eigen gevoelsleven betrof, uiterst bescheiden en volstrekt integer, met een droog
en soms kwajongensachtig gevoel voor humor. Tevens met een gevoel voor rust en
waardigheid, dat hem maakte tot de verpersoonlijking van een gentleman in de
ouderwetse zin van het woord.
Daarbij was Ter Kuile een geleerde, een scherpzinnig rechtshistoricus, wiens grote
kennis soms schuil dreigde te gaan achter zijn immense bescheidenheid. In de
rechtshistorie ging zijn belangstelling in het bijzonder uit naar de vroegere middel
eeuwen. In dat kader kwam hij tot zijn belangrijkste publikaties, zijn opstellen over
het ontstaan van het wereldlijk overheidsgezag in Overijssel en zijn oorkonden-
studies, die culmineerden in het magnum opus, het 'Oorkondenboek van Over
ijssel, regesten 797-1350'. Verder zijn uitgave van de overstichtse landbrieven en
zijn geschriften betreffende de rechterlijke organisatie in deze provincie2. Als
medievistisch gericht rechtshistoricus verdient hij genoemd te worden naast zijn
tijdgenoten Fockema Andreae en Immink benevens mediëvisten als Niermeyer en
Enklaar.
In zijn beroep voelde Ter Kuile zich meer wetenschapsman dan ambtenaar en
misschien in het diepst van zijn hart ook meer rechtshistoricus dan archivaris. Hoe-
1 Zie NAB 1971, blzz. 172—178.
Zie Gijsbert Johan ter Kuile. Een biografie en overzicht van zijn geschriften aan
geboden aan mr. G. J. ter Kuile ter gelegenheid van zijn aftreden als rijksarchivaris in de
provincie Overijssel, samengesteld door prof. dr. B. H. Slicher van Bath en mr. E. D.
Eijken', (Uitgeverij Kok, Kampen, 1971).
[109]